Herhalen H3 - tekstverbanden en signaalwoorden

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Diapositive

Planning vandaag
  • Planning periode
  • Herhalen H3
  • Oefening
  • Opdrachten

Slide 2 - Diapositive

Periode A
Lezen H1 t/m 3 
Toetsmoment: woensdag 9 oktober 

Woordenschat H1 t/m 5
Toetsmoment: maandag 11 november 

Slide 3 - Diapositive

Lezen H3: tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten staan vaak woorden als later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch. 
Dat soort woorden noemen we ...
  • signaalwoorden

Ze geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea’s in een tekst met elkaar ...
  • samenhangen

Die samenhang heet het
  •  tekstverband
Door daarop te letten, kun je een tekst beter begrijpen.


Slide 4 - Diapositive

Vandaag
Leren: signaalwoorden herkennen in de tekst 

Maken extra opdracht: 
  • Samen: de tekst lezen.
  • Tweetallen: markeer alle signaalwoorden in de tekst.
  • Individueel: schrijf erachter: opsomming, tegenstelling of geen.


  • Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda bij de NE woensdag 
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Lezen H3: tekstverbanden en signaalwoorden
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden:

  • Opsomming – signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte. Je kunt een opsomming ook herkennen aan een dubbele punt (:), liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of dots (•). 

  • Tegenstelling – signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant. Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Opdrachtje: bedenk bij elk tekstverband een voorbeeldzin. 
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 7 - Quiz

Wanneer is er in een tekst sprake van een tegenstelling?
A
twee tekstdelen die goed bij elkaar passen
B
twee tekstdelen die een reden geven
C
twee tekstdelen die tegengestelde informatie geven
D
twee tekstdelen die op logische volgorde staan

Slide 8 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een opsomming?
A
Ook
B
Maar
C
Als
D
Dus

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met een signaalwoord.

Slide 10 - Question ouverte

Welke signaalwoorden horen bij een opsomming?
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals
D
want, omdat

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
omdat
B
echter
C
daardoor

Slide 12 - Quiz

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

maar

  slecht

Slide 13 - Question de remorquage

tegenstelling
opsomming
enzovoort
hoewel
bovendien
echter

ook

Slide 14 - Question de remorquage

verhaaltje
conclusie
vraag
samenvatting
advies/oproep
onderwerp
Inleiding 
Inleiding
Inleiding
Slot
Slot
Slot

Slide 15 - Question de remorquage