M2 - 6e NN: HS 1 Woordenschat: woordraadstrategieën
Schermen van tafel, jas in je locker, pak je leesboek erbij... 10 min lezen...
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Schermen van tafel, jas in je locker, pak je leesboek erbij... 10 min lezen...
Slide 1 - Diapositive
Stillezen
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Lesprogramma
Stillezen
HS 1: Woordenschat
- zelfstandig werken
Huiswerk en afronding
Slide 3 - Diapositive
Woordenschat
Wat betekent 'woordenschat'?
Je hebt passieve en actieve woordenschat. Wat zou het verschil zijn?
Waar heb je een grote woordenschat voor nodig?
Slide 4 - Diapositive
HS 1 WS: Leerdoelen
Je leert woordbetekenissen vinden zónder een woordenboek te gebruiken.
Je weet welke 5 woordraadstrategieën er zijn en je kunt deze gebruiken.
Slide 5 - Diapositive
5 woordraadstrategieën
- Zoek een synoniem
- Zoek een omschrijving of definitie
- Zoek een voorbeeld
- Zoek een tegenstelling
- Zoek een bekend woorddeel
Slide 6 - Diapositive
SYNONIEM
Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.
Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.
Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.
Slide 7 - Diapositive
SYNONIEM - voorbeelden
zelfstandig - op zichzelf
chaos - puinhoop
neertellen - betalen
uitgave - editie
Slide 8 - Diapositive
OMSCHRIJVING
Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.
Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.
Slide 9 - Diapositive
OMSCHRIJVING - voorbeelden
journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant
actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is
Slide 10 - Diapositive
VOORBEELD
Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.
Door een voorbeeld in een tekstweet je meteen wat de schrijver bedoeld.
Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.
Slide 11 - Diapositive
VOORBEELD - voorbeeld
Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:
bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.
Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.
Slide 12 - Diapositive
VOORBEELD - voorbeeld
Voorbeelden kunnen ook te herkennen zijn aan
een dubbele punt (:)
Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.
Slide 13 - Diapositive
TEGENSTELLING
Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.
Woorden als maar, echter, toch en daarentegengeven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.
Slide 14 - Diapositive
TEGENSTELLING - voorbeeld
goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk
koud - warm
bang - dapper
Slide 15 - Diapositive
BEKEND WOORDDEEL
Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.
- samenstellingen
- woorden met voorvoegsel
- woorden met achtervoegsel
Slide 16 - Diapositive
BEKEND WOORDDEEL
voorbeeld
- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.
- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.
- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.
Slide 17 - Diapositive
Oefenen HS 1 Woordenschat:
Wat: Opdr. 1 en 2 (blz. 24 en 25 in je boek)
Hoe: Zelfstandig
Nodig: Boek, schrift en pen
Geluid: Stilte, oortjes in mag
Tijd: 15 minuten
Hulp: Docent (steek je hand op)
Klaar: Maak opdracht 3, 4 en 5 op blz 26
timer
15:00
Slide 18 - Diapositive
Leerdoelen behaald?
Je leert woordbetekenissen vinden zónder een woordenboek te gebruiken.
Je weet welke 5 woordraadstrategieën er zijn en je kunt deze gebruiken.
Slide 19 - Diapositive
Welke 5 woordraadstrategieën ken je uit de paragraaf?