Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Schrijven 3
Slide 1 - Diapositive
planning
feedback op tekst
voorbereiding op toets
Slide 2 - Diapositive
aan elkaar of los, klinkerbotsing
Slide 3 - Diapositive
Wanneer is er een klinkerbotsing?
A
reünie
B
politieauto
C
mee-eter
D
bioscoop
Slide 4 - Quiz
Bij welk antwoord zie je een klinkerbotsing?
A
kassa-lade
B
milieu-inspectie
C
web-based
D
bijna-ongeluk
Slide 5 - Quiz
Bij welk antwoord zie je een klinkerbotsing?
A
domino-effect
B
anti-Amerikaans
C
vwo-diploma
D
$-teken
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Agnes + mailtje
A
Agnes' mailtje
B
Agnes mailtje
Slide 8 - Quiz
Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang. Dus de verkleinwoorden van 'glas' en'pad' worden
A
glasje en padje
B
glaasje en padje
C
glasje en paadje
D
glaasje en paadje
Slide 9 - Quiz
stof + ig
A
Lange klank regel
B
Korte klank regel
Slide 10 - Quiz
voorraad + ig
A
Lange klank regel
B
Korte klank regel
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Samenstellingen
A
koninginnensoep
B
koninginnesoep
Slide 13 - Quiz
Wat is een samenstelling?
A
ontharding
B
hoofdhaar
C
beharing
D
onthoofd
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Wel of geen hoofdletter?
A
mevrouw de Jong
B
mevrouw De Jong
Slide 16 - Quiz
Bij welk woord moet WEL een tussen-n?
A
besluitenloos
B
gewetenloos
C
hopenloos
D
vreugdenloos
Slide 17 - Quiz
Wel of geen hoofdletter?
A
Amsterdam-noord
B
Amsterdam-Noord
Slide 18 - Quiz
Wel of geen n?
A
hordelopers
B
hordenlopers
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Denk aan het kofschip!
Vervang het werkwoord door lopen of smurfen
Slide 21 - Diapositive
1
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
spelling
lay-out
zinnen
toon
opbouw
inhoud
deelonder-
werpen
passen er
goed bij
hoofd-
letters
en
lees-
tekens
goed
gebruikt
afwisselend
kort en
lang
sluit
aan bij
het
publiek
van de
tekst
goed
leesbaar
en
voldoende
wit
duidelijke
indeling
inleiding
kern
slot
Slide 29 - Question de remorquage
3
Slide 30 - Diapositive
Tekstdoel - Activeren:je wil dat de lezer iets doet of juist niet doet
Tekstsoort - activerende tekst, bijv een advertentie
Slide 31 - Diapositive
Tekstdoel - Informeren: je geeft informatie.
Tekstsoort -informatieve tekst bijv een nieuwsbericht of een artikel.
Slide 32 - Diapositive
Tekstdoel -Overtuigen: je wil je mening geven en meestal geef je dan ook argumenten. Met argumenten probeer je de lezer te overtuigen van je mening, dus het tekstdoel is overtuigen.
Tekstsoort - overtuigende tekst bijv een recensie of een betoog in de krant.
Slide 33 - Diapositive
Tekstdoel - Instructies geven: je legt stap voor stap uit hoe iets moet gebeuren.
tekstsoort - instructie, bijv een kookboek of een schoolboek.
Slide 34 - Diapositive
Tekstdoel - Amuseren of ontroeren: je wil bij de lezer emoties oproepen.
tekstsoort - amuserende of emotieve tekst, bijv een stripverhaal of gedicht.
Slide 35 - Diapositive
activeren
informeren
overtuigen
instrueren
amuseren
Slide 36 - Question de remorquage
Een formele brief begin je met: Geachte heer/ mevrouw/ l.s.,
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quiz
Een informele brief sluit je af met: Met vriendelijke groet,