Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Proeftoets D&P media
Slide 1 - Diapositive
Zet de juiste filmgenre bij de juiste omschrijving.
Is een verhaal dat het leven beschrijft van iemand die echt bestaan heeft (of bestaat).
Is een film bedoeld voor jongeren tot ongeveer 16 jaar.
Is een film waarin uitgelegd wordt hoe iemand iets moet doen.
Is een verzonnen verhaal (fictie) waarin de (karakter)ontwikkelingen van een of meer personages centraal staan.
Is een film met een verhaal dat zich afspeelt in het verleden.
Is een film waarin een filmtechniek gebruikt wordt van stilstaande beelden. Deze worden achter elkaar gemonteerd en hoe sneller je de beelden achter elkaar ziet, hoe vloeiender de beweging lijkt.
Animatie
Biografie
Jeugdfilm
Instructiefilm
Drama
Historische film
Slide 2 - Question de remorquage
Op welk formaat papier wordt een flyer gemaakt?
A
A3
B
A5
C
A4
D
A1
Slide 3 - Quiz
Welk communicatiemiddel deel je uit?
A
Flyer
B
Poster
C
Brochure
D
Alle 3
Slide 4 - Quiz
Een A4 in drieën gevouwen is een?
A
Flyer
B
Poster
C
Brochure
D
Folder
Slide 5 - Quiz
Wat is een ander woord voor Lay-out?
A
Wat er in de folder staat
B
De bindwijze
C
Het aantal pagina's
D
De opmaak
Slide 6 - Quiz
Wat is een huisstijl?
A
Een herkenbare manier waarop een bedrijf zich visueel presenteert
B
Een instructie waarin staat welke kleuren worden gebruikt
C
Alle regels die gelden binnen een bedrijf
D
De communicatie stijl die binnen een bedrijf wordt nagestreefd
Slide 7 - Quiz
Wat zijn de huisstijl kleuren van jumbo?
A
Rood, blauw, wit
B
Roze, paars, bruin
C
Geel, wit, zwart
D
Wit, blauw, groen
Slide 8 - Quiz
Wat is het doel van een nieuwsbrief?
A
Klanten willen informeren over nieuwe producten / diensten
B
Klanten willen informeren over oude producten / diensten
C
Klanten op te hoogte houden over ontwikkeling
Slide 9 - Quiz
Zet de stappen voor het maken van een film in de goede volgorde.Tekst
Film monteren
Script schrijven
Contact met opdrachtgever over doel en wensen
Draaiboek maken
Storyboard uitwerken
Filmen
Film presenteren
1
2
3
4
5
6
7
Slide 10 - Question de remorquage
Wat is het doel van een draaiboek?
A
Duidelijk overzicht van wie wat doet en waar, hoe en wanneer
B
Wie er allemaal betaald moeten worden
C
Wie er die dag aanwezig zijn
D
Wie er mee eten
Slide 11 - Quiz
Welk beeldkader is dit?
A
Panorama shot
B
Medium shot
C
Totaal shot
D
Close up
Slide 12 - Quiz
Welk beeldkader is dit?
A
Panorama shot
B
Medium shot
C
Totaal shot
D
Close up
Slide 13 - Quiz
Welk beeldkader is dit?
A
Panorama shot
B
Medium shot
C
Totaal shot
D
Close up
Slide 14 - Quiz
Welk beeldkader is dit?
A
Two shot
B
Medium shot
C
Totaal shot
D
Close up
Slide 15 - Quiz
Welk beeldkader is dit?
A
Panorama shot
B
Medium shot
C
Totaal shot
D
Close up
Slide 16 - Quiz
Welk camerastandpunt is dit?
A
(OS) Over-shoulder
B
(POV) Point of view
C
(KP) Kickvorsperspectief
D
(NP)Neutraal perspectief
Slide 17 - Quiz
Welk camerastandpunt is dit?
A
(NP)Neutraalperspectief
B
(POV) Point of view
C
(KP) Kickvorsperspectief
D
(VP)Vogelperspectief
Slide 18 - Quiz
Welk camerastandpunt is dit?
A
(OS) Over-shoulder
B
(POV) Point of view
C
(KP) Kickvorsperspectief
D
(VP)Vogelperspectief
Slide 19 - Quiz
Welk camerastandpunt is dit?
A
(OS) Over-shoulder
B
(POV) Point of view
C
(KP) Kickvorsperspectief
D
(NP)Neutraal perspectief
Slide 20 - Quiz
Schrijf 5 camerabewegingen op
Slide 21 - Question ouverte
Wat zie je hier?
A
Een filmshot
B
Een storyboard
C
Een clapboard
D
Een shotlist
Slide 22 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Een filmshot
B
Een storyboard
C
Een clapperboard
D
Een shotlist
Slide 23 - Quiz
Je monteert een film met een ......... op de computer
A
Editing programma
B
Videomontageprogramma
C
Bewerkingsprogramma
D
Videobewerkinsprogramma
Slide 24 - Quiz
Wat voor soort communicatiemiddelen zie je op de afbeelding?
A
Folder
B
Brochure
C
Flyer
D
nieuwsbrief
Slide 25 - Quiz
Wat betekend het woord monteren (editen)?
A
Beeldmateriaal aan elkaar plakken in een montage programma
B
Een verhaal verzinnen
C
Tekeningen op papier tekenen
D
Filmen
Slide 26 - Quiz
Wat betekend het woord renderen?
A
Beeldmateriaal aan elkaar plakken in een montage programma
B
Het bereken van alle loze video's dat tot één video wordt gemaakt.
C
één video maken van alles
D
Programmeren van loze video's tot één video
Slide 27 - Quiz
Hoe heet de muziek die je 'onder' een film zet?
A
soundcloud
B
soundhouse
C
sound of music
D
soundtrack
Slide 28 - Quiz
Wat betekent pannen?
A
in en uit zoomen
B
Horizontale beweging van de camera
C
Verticale beweging van de camera
D
De camera veranderd van positie
Slide 29 - Quiz
Wat betekent tilten?
A
in en uit zoomen
B
Horizontale beweging van de camera
C
Verticale beweging van de camera
D
De camera veranderd van positie
Slide 30 - Quiz
Deze persoon haal je met de cameralens dichterbij. Je maakt deze persoon groter. Hoe heet dit?
A
inzoomen
B
Pannen
C
Titlten
D
Uitzoomen
Slide 31 - Quiz
Aan wie vraagt de regisseur zijn idee voor een verhaal uit te werken?
A
Directeur
B
Scenarioschrijver
C
Producer
D
Editor
Slide 32 - Quiz
Wat is geen webbrowser?
A
chrome
B
firefox
C
Internet
D
safari
Slide 33 - Quiz
Welke drie zaken heeft een website nodig?
A
webadres, cloud, webpagina's
B
webadres, server, webpagina's
C
url, menu, pagina
D
homepagina en meer niet
Slide 34 - Quiz
Waar herken je een hyperlink aan?
A
een klinkbare afbeelding
B
die staat in je webbrowser
C
blauwe onderstreepte tekst of woord
D
die kan je niet herkennen
Slide 35 - Quiz
Wat is een functioneel ontwerp?
A
een ontwerp met functionaliteiten voor de site
B
een duidelijk ontwerp van de site
C
een schets met functionaliteiten voor de site
D
een technische uitwerking van de site
Slide 36 - Quiz
Met een navigatiemenu kan een gebruiker op je website ...
A
Niets.
B
Naar een andere pagina gaan
C
Eten bestellen.
D
De weg vinden.
Slide 37 - Quiz
Wat is hosting?
A
Vertaalt domein namen naar IP adressen.
B
Het onderbrengen van je website op een server.
C
Een apparaat dat verzoeken doet.
D
Een winkel voor MAC addresses en IPs.
Slide 38 - Quiz
Wat is de bedoeling van een extreem close up?
A
Te laten zien wat er op de achtergrond staat
B
Om de acteur helemaal te laten zien
C
Om de emotie van de acteur te laten zien
D
Zodat je alle rimpels van de acteur goed kunt zien
Slide 39 - Quiz
Wat is een script
A
Een document dat video's van een film bevat
B
Een document met daarin de foto's van de actuers
C
Een document dat de acteurs en de dialoog bevat
D
Een document met daarin de kosten van de film
Slide 40 - Quiz
Hoe noem je een uitgewerkt script met plaatjes erin
A
script
B
storyboard
C
stripverhaal
D
draaiboek
Slide 41 - Quiz
Hoe noem je een stem die commentaar geeft in de film?
A
set noise
B
voice under
C
voice over
D
effect geluid
Slide 42 - Quiz
Waarvoor gebruik je invullicht
A
Invullicht gebruik je als aanvulling op een andere lichtbron
B
Meestal gebruik je op de set alleen invullicht
C
een persoon of voorwerp op de set te verlichten
D
licht dat van alle kanten komt. Het betekent ‘verspreid licht’ en geeft geen harde schaduwlijnen
Slide 43 - Quiz
Wat betekend direct geluid?
A
dit geluid voeg je bij het monteren van de film toe.
B
achtergrondgeluid dat de sfeer van de film bepaalt
C
stem onder een voetbalwedstrijd
D
is geluid dat je direct opneemt met het beeld
Slide 44 - Quiz
Wat betekend sfeergeluid:?
A
dit geluid voeg je bij het monteren van de film toe.
B
achtergrondgeluid dat de sfeer van de film bepaalt
C
stem onder een voetbalwedstrijd
D
is geluid dat je direct opneemt met het beeld
Slide 45 - Quiz
Waarvoor gebruik je een spotlight?
A
Om de filmset als geheel te verlichten
B
een persoon of voorwerp op de set te verlichten
C
Om zachtere schaduwlijnen te creëren
D
licht dat van alle kanten komt. Het betekent ‘verspreid licht’ en geeft geen harde schaduwlijnen
Slide 46 - Quiz
Vogels dat je buiten hoort tijdens het filmen noem je?