2KGT_2.2_Lezen_1

(Als het goed is) kun je dit al:
  • je kunt de manier van lezen aanpassen aan het leesdoel;
  • je kunt het thema van de tekst herkennen;
  • je kunt de betekenis van een woord afleiden uit de context.
Aan het einde van deze les...
  • kun je de tekstdoelen benoemen en uitleggen wat deze betekenen.

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

(Als het goed is) kun je dit al:
  • je kunt de manier van lezen aanpassen aan het leesdoel;
  • je kunt het thema van de tekst herkennen;
  • je kunt de betekenis van een woord afleiden uit de context.
Aan het einde van deze les...
  • kun je de tekstdoelen benoemen en uitleggen wat deze betekenen.

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Lezen uit 'Het meisjes met de vlechtjes' van Wilma Geldof
  • Kennis ophalen: tekstdoelen
  • Zelfstandig werken
  • Terugblikken op de les 

Slide 2 - Diapositive

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 3 - Carte mentale

Tekstdoel
Een schrijver schrijft zijn tekst met een bepaalde bedoeling: het tekstdoel. Informeren en activeren (of overhalen) zijn voorbeelden van tekstdoelen.
Ook amuseren is een tekstdoel. De schrijver wil dan de lezer vermaken met zijn tekst.

Slide 4 - Diapositive

Als ik een nieuwsbericht lees over de uitslagen van het WK, dan is het tekstdoel...
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Vidéo

Het (tekst)doel van het vorige filmpje is...
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren

Slide 7 - Quiz

Als ik het boek 'Het meisje met de vlechtjes' lees van Wilma Geldof, dan is het tekstdoel...
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren

Slide 8 - Quiz

Zelfstandig werken
Maken: opdracht 1 tot en met 7 van paragraaf 2.2.

Afspraken:
  1. De eerste vijf minuten in stilte.
  2. Na de eerste vijf minuten mag je fluisterend overleggen met je buurman of -vrouw. Je mag ook een vraag stellen aan de juf.
  3. Er wordt gewerkt aan de opgegeven opdrachten: opdracht 9 tot en met 10 van paragraaf 2.2.

Klaar? Kleuren.

Slide 9 - Diapositive

Ik kan de drie tekstdoelen benoemen en uitleggen wat deze betekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage