Les 14 oktober

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

14. Oktober

Onze groep onze afspraken

- We pakken onze spullen op tafel.

- Stil zijn als iemand anders aan het woord is!!!

- Jas niet in het lokaal/telefoon thuis of in de kluis!!

- 3 x huiswerk niet af/spullen vergeten = lesuur nakomen

Zielen:

- We kennen 4 of meer zinnetjes van:  Deutsch in der Klasse!!!

-  We kunnen de werkwoorden haben en sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.

- Je kunt vragen stellen en antwoord geven over jouw familie.

- We kennen weer wat meer woorden. 

Deutsch in der Klasse

- Mag ik naar het toilet?

- Mag ik het raam dicht maken?

- Hoe laat is het?

- Ik ben mij boek vergeten.

- Wanneer krijgen wij de cijfers?

- Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt. 

Hausaufgaben kontrolieren

- Haben wir die Hausaufgaben gemacht?

 

Maken: nr 17, 18, 19, 20, 21,22,23,24,27 ( Seite 46 - 51 )

Iemand nummer 26 gemaakt? 

Wörter Deutsch - Niederländisch

Wörter Niederländisch - Deutsch

LOG IN

Maak de juiste combinaties

Sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's

het werkwoord haben

ich

du

e/s/e

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

het werkwoord sein

ich

du

e/s/e

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

haben oder sein ????

Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen) !!!!

(Haben) ............... du Zeit für mich?

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ (haben)

( sein) .................. du müde?

( Sein ) .............. Sie schon wieder krank?

Wir ( haben) ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Ich ( sein ) ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Johann, wo ( sein ) ...............du?

( sein ) .............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Er ( haben ) ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Es hat geregnet. Die Straße ( sein ) ........ nass.

Sprechen

- Zusammen Aufgabe: nr 29, 30, 31 ( Seite 52/53)

- Zusammen lesen und übersetzen ( vertalen) : nr 32

Sprechen

Vertaal de volgende zinnen in het Duits. ( spieken Seite 54 )

- Wie is dat?

- Dat is mijn vader.

- Hij is erg aardig.

- Ik heb 2 broers

- Heb jij broers/zussen?

- Dat zijn mijn ouders

-  Hoe oud is jouw moeder? 

Hausaufgaben Donnerstag 17 Oktober

- Hausaufgaben: ( blz 55-56 )

Maken: ( alle opdrachten in schrift schrijven)

nr 33 ( zin afmaken in Duits ) 

nr 34 ( antwoord op vraag in Duits schrijven)

nr 36 a+b ( in Duits vertalen)

nr 37

- Hoe ging de les vandaag? Wat ging goed? Wat heb ik geleerd?

- Wie krijgt een sticker??