GMK P2.2 Les 3 - Bloeddruk

• Geneesmiddelkennis
• MBO
• Studiejaar 2

1) Cholesterol wordt in de lever gemaakt
2) Beste is een laag HDL en hoog LDL

1. Beide waar
2. 1 is waar; 2 niet waar
3. 1 is niet waar; 2 is waar
4. Beide niet waar

Een hoog cholesterol kan leiden tot:

1. Atriumfibrilleren
2. Diabetes
3. Hartinfarct
4. Leverfalen

Wat is geen manier hoe medicijnen het cholesterol kunnen verlagen?

1. Minder opname van cholesterol in de darmen
2. Minder aanmaak van cholesterol
3. Verminderen opname van cholesterol uit het bloed door de lever
4. Bevorderen uitscheiding galzuur

Wat is een kenmerk van statines?

1. Kan met grapefruitsap samen
2. Is de hele dag effectief
3. Bijwerking spierpijn
4. Geeft weinig interacties

Wat is een kenmerk van het ezetimibe?

1. verbetert de cholesterolopname in het lichaam
2. Moet 's avonds ingenomen worden
3. Dosering op basis van effect
4. Weinig interacties

Wat is GEEN kenmerk van Repatha?

1. Is een PCSK9-remmer
2. Toedienen via injectie
3. 1x per dag gebruiken
4. Zorgt dat de lever meer cholesterol uit het bloed opneemt

Wat is een kenmerk van galzuurbindende harsen

1. Voorkeursmiddel bij hoog cholesterol
2. Voorbeeld is ezetimib
3. Bijwerking obstipatie en misselijkheid
4. Verlaagt het cholesterol, doordat de harsen aan het LDL binden

Wat hoort niet bij fibraten?

1. Werking is onduidelijk
2. Bijwerkingen maagdarmklachten
3. Verhoogt het LDL en Verlaagt het HDL en triglyceriden
4. Geen voorkeursbehandeling

	PSCK9-remmers		Galzuur bindende harsen
Statines		Ezetimibe
		Vaste dosering		Werking onbekend

Simvastatine,
Atorvastatine,  Rosuvastatine

Cholesterol opname remmer

Evolocumab (Repatha), Alirocumab (Praluent)

Colestyramine (Questran)

Altijd per injectie 

Cholesterolsynthese remmers
 

Fibraten

 

Ook gebruikt bij obstuctie galweg

Gemfibrozil

 

Wat merk je van een lage bloeddruk?

Wat merk je van een hoge bloeddruk?

Wat is geen mogelijk gevolg van een hoge bloeddruk?

1. Beroerte
2. Diabetes
3. Hartaanval
4. Nierfalen

Welke factor speelt geen rol bij de bloeddruk?

1. Nieren
2. diameter bloedvaten en hartslag
3. Gehalte cholesterol
4. inname en uitscheiding vocht en zouten

Wat leidt niet tot verhoging van de bloeddruk?

1. ADH (anti-diuretisch hormoon)
2. ANP (atriaal natriuretisch peptide)
3. RAAS
4. Sympathicus

Welke stofje geven de nieren af bij een lage bloeddruk?

1. Adrenaline
2. Aldosteron
3. Angiotensine
4. Renine

Welk stofje uit het RAAS zorgt uiteindelijk voor de bloeddruk verhogende effecten?

1. Renine
2. ACE
3. Angiotensine 2
4. Aldosteron

Wat is er voor nodig om
Angiotensine 2 te vormen?

1. Aldosteron
2. ACE-enzym
3. ADH
4. Renine

Op welke manier kan de bloeddruk verlagen?

1. Vaatvernauwing
2. Meer drinken
3. Lagere hartslag
4. Minder zouten uitplassen

Welke bijwerking is het minst logisch om te krijgen bij bloeddrukverlagers?

1. Duizeligheid
2. Flauwvallen
3. Moeheid
4. Hoofdpijn