Paragraaf 3.3 - Schakelingen

3.3 - Schakelingen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

3.3 - Schakelingen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen van paragraaf 4.4
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken. 
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen. 
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling. 

Slide 2 - Diapositive

Introductie
Je kunt lampen, schakelaars, snoeren en spanningsbronnen op verschillende manieren met elkaar verbinden. Anders gezegd: je kunt ze op verschillende manieren aan elkaar schakelen. Als je tekent hoe de draden lopen, kun je zien dat er altijd één of meer stroomkringen aanwezig zijn.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Schakelschema's 
 
.Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. Bij veel proeven is een schakelschema gegeven. Soms moet je zelf een schakelschema tekenen. Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.
 

Slide 5 - Diapositive

Serieschakelingen 
 In figuur hiernaast ie je een serieschakeling. Een serieschakeling heeft geen vertakkingen: er is maar één stroomkring. De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. Als er één lampje in een serieschakeling doorbrandt, is de stroomkring verbroken: alle lampjes gaan dan uit. Het is daarom niet handig om lampen in serie te schakelen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Maak nu een serieschakeling met minimaal 3 lampjes.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Open en gesloten stroomkringen
Je schakelt een schakelaar juist wel in serie met het apparaat dat aan- of uitgezet moet worden. Met een lichtschakelaar doe je een lamp aan of uit. Als je de schakelaar op UIT zet, open je de stroomkring en gaat de lamp uit. Als je de schakelaar op AAN zet, sluit je de stroomkring en gaat de lamp weer aan. 
 
In een open stroomkring staat de schakelaar open en is de lamp uit. 
In een gesloten stroomkring staat de schakelaar dicht en is de lamp aan.

Slide 10 - Diapositive

De juiste spanning gebruiken
Een ouderwets fietslampje is ontworpen voor een spanning van 6 volt. Op die spanning brandt het lampje goed. Als je het lampje op 1,5 volt aansluit, brandt het heel zwak. En als je het op 12 volt aansluit, brandt het door. Het lampje gaat dan kapot. 
 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Je gebruikt nu serieschakeling uit de vorige opracht. 
Plaats er nu schakelaar tussen. Nog even bewaren.

Slide 13 - Diapositive

Wat gebeurd er als je schakelaar in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
de lampjes gaan branden

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurd er als je er 1 lampje uit de stroomkring haalt? in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
de lampjes blijven branden
C
alle lampjes gaan uit

Slide 15 - Quiz

Stroomsterkte in een serieschakeling
De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot. Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet: tussen de batterij en het eerste lampje, tussen het eerste en het tweede lampje, tussen het tweede en het derde lampje of tussen het derde lampje en de batterij. Je krijgt steeds dezelfde meetwaarde.

Slide 16 - Diapositive

Parallelschakelingen 
 
In het volgende figuur zie je een parallelschakeling. De schakeling vertakt zich om elk lampje apart van elektrische energie te kunnen voorzien. Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Klik op de volgende dia.
Maak nu een paralelchakeling. met minimaal 3 lampjes.
Als deze klaar is laat je dit controleren en bewaar deze voor een volgende opdracht, dus niet weg klikken.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Je gebruikt nu paralelschakeling uit de vorige opracht. 
Plaats er nu schakelaar tussen. Nog even bewaren.

Slide 21 - Diapositive

Wat gebeurd er als je schakelaar in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
de lampjes gaan branden

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurd er als je 1 lampje uit de stroomkring haalt? in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
2 lampjes blijven branden
C
alle lampjes gaan uit

Slide 23 - Quiz

Stroomsterkte in een parallelschakeling
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. Dat is handig. Daarom worden lampen vaak parallel geschakeld. Als een lamp doorbrandt, blijven de andere gewoon branden. In een serieschakeling is dat onmogelijk: of de lampen branden allemaal, of ze zijn allemaal uit. 

Slide 24 - Diapositive

Op de plaats waar een parallelschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich. In figuur 5 zie je drie stroomkringen. De stroomsterkte in de onvertakte gedeelten (bij 1 en 5) wordt de totale stroomsterkte genoemd. De stroomsterkte in de takken (bij 2, 3 en 4) is steeds 1/3 van de totale stroomsterkte. De stroomsterkte is dus niet overal even groot, zoals in een serieschakeling.

Slide 25 - Diapositive

Koppel de tekening aan een van de twee soorten schakelingen.
Serieschakeling
Parallelschakeling

Slide 26 - Question de remorquage

Wat geeft dit symbool aan?
A
Stroommeter
B
Lamp
C
Spanningsmeter
D
Bel

Slide 27 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan
A
Stoommeter
B
Lamp
C
Spanningsmeter
D
Bel

Slide 28 - Quiz

Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar.
Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Stroommeter
B
Lamp
C
Spanningsmeter
D
Bel

Slide 30 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Stroommeter
B
Schakelaar
C
Spanningsmeter
D
Bel

Slide 31 - Quiz

Je ziet vier symbolen voor schakelschema's. 
Sleep de naam van het onderdeel onder het juiste symbool.
Batterij
Schakelaar
Snoer
Lampje

Slide 32 - Question de remorquage

In een serieschakeling is de stroomsterkte ........
A
Over al hetzelfde
B
Verdeeld over de verschillende vertakkingen

Slide 33 - Quiz

De achterruitverwarming van een auto zorgt ervoor dat de achterruit warm wordt. De verwarmingsdraden op de ruit kunnen op verschillende manieren geschakeld zijn. Je ziet hier vijf voorbeelden. Welke schakelingen zijn parallelschakelingen? 
Sleep de HOTSPOT op de juiste letter 

Slide 34 - Question de remorquage

In een parallelschakeling is de stroomsterkte ............
A
Overal hetzelfde
B
Verdeeld over de verschillende vertakkingen

Slide 35 - Quiz

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 3.3 en maak de online opdrachten    
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!    
Hulp: Geen    
Tijd:  ???? minuten lang    
Huiswerk: opdrachten 1 tm 13 van paragraaf 3.3 & Test jezelf   
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 36 - Diapositive

zelf proberen
maken proef 4 op bladzijde 199 van je werkboek
maken proef 5 op bladzijde 201 van je werkboek

maken 31 t/m 46 op 200 op blz t/m 206



Slide 37 - Diapositive