Klas 2 KW20

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

erste Stunde 

Hörst du oft Musik?

1. JA
2. NEIN
3. MANCHMAL

Welche Art von Musik hörst du gern?

Machst du auch selber Musik? Ja? was??

Lektion 3

Bildwörterbuch Seite 71

machen: Aufgabe 2 + 3 (S.72)

Aufgabe 4

Teil A: hören

Teil B: zusammen + sprechen

Aufgabe 9, S. 76

hören: Fragment " Meine Hobbys" 

Hausaufgaben

lernen: Grammatik A,B,C,D (Kapitel 4)

zweite Stunde

Mein Bruder besucht (onze) Vater.

Der Maler malt (jou) ein Bild.

Wir kaufen (hem) etwas Schönes.

Ik habe (u) nicht verstanden.

Die Mutter glaubt (haar) Sohn nicht.

Fragst du (jouw) Eltern, ob sie Zeit haben?

Wir gratulieren (de) Lehrerin (v) zum Geburtstag.

Du oder Sie?
Je vraagt jouw Duitse oom of jij ook een koekje mag.

1. du
2. Sie

Du oder Sie?
Je wilt een vraag stellen aan jouw lerares Duits.

1. du
2. Sie

Ich möchte (deze) Fahrrad (o) mal probieren.

Schreiben

Seite 76. 

Hausaufgaben

lernen: Vokabeln Lektion 3

dritte Stunde

uitslapen

winkelen

telefoneren

tv-kijken

drummen

Grammatik C (S.68)

In het Duits wordt de naamval van het lidwoord bepaald door het voorzetsel wat er VOOR staat. 

Voorzetsels met de derde naamval

aus - uit

bei - bij

mit - met

nach - na, naar

seit - sinds

von - van

zu - naar

Voorzetsels met de vierde naamval

bis - tot

durch - door

für - voor

gegen - tegen

ohne - zonder

um - om 

entlang - langs

Aufgabe 9 + 10 (S.86)

Hausaufgaben

machen:

Aufgabe 1 + 8 (Lektion 3)