(Week 44) 3M Les 1 Sterke werkwoorden a/ä

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Programma

- Herhaling zwakke werkwoorden

- Sterke werkwoorden

Herhaling

Er komen nu een paar vragen over de vervoeging van het zwakke werkwoord. Per vraag krijg je 20 seconden de tijd om te antwoorden. 

Kies het juiste antwoord.
Ich mach__ meine Hausaufgaben.

1. mache
2. machst
3. macht
4. machen

Kies het juiste antwoord.
Du mach__ deine Hausaufgaben.

1. mache
2. machst
3. macht
4. machen

Kies het juiste antwoord.
Linda miet___ eine Ferienwohnung.

1. miete
2. mietest
3. mietet
4. mieten

Kies het juiste antwoord.
Wir haben eine Ferienwohnung __________ (mieten).

1. gemiet
2. gemiett
3. gemietet
4. gemieten

Kies het juiste antwoord.
Du red___ immer sehr viel.

1. rede
2. redest
3. redet
4. reden

Sterke werkwoorden

ich fahre - du fährst

ich laufe - er läuft

Hoe herken je een sterk werkwoord in het Nederlands

sterke werkwoorden met a

In de 2e en 3e persoon (du & er/sie/es) verandert

de "a" in de stam in "ä"

Beispiel:  

ich fahre--> du fährst/ er fährt 

ich falle --> du fällst / er fällt

Übung

Vervoeg het werkwoord bij de volgende zinnen

Wie schnell (laufen) du?

1. laufen
2. laufst
3. läufst
4. läuft

Johannes (gefallen) die Musik.

1. gefällt
2. gefällst
3. gefallen
4. gefallt

(Lassen) du bitte den Hund nach draußen?

1. Lassen
2. Lässen
3. Lässt
4. Lässst

(Raten) ihr die Lösung?

1. Rate
2. Ratet
3. Rätet
4. Räten

Manuel (schlafen) doch nicht im Unterricht!

1. schlaf
2. schlaft
3. schläf
4. schläft

Hausaufgaben

Leer de sterke werkwoorden op blz. 78 (Grammatik F) uit je hoofd. 

Leer ze beide kanten op dus DU-NL/NL-DU.

Ik begrijp de sterke werkwoorden en kan het toepassen.

😒🙁😐🙂😃

Planung

Hausaufgaben W. 43 + Starke Verben

MONTAG

DONNERSTAG

FREITAG

W. 44

W. 44