Blok 3 - Spelling - Les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Spelling

Les 2

Log in bij de LessonUp!

Wat gaan we doen vandaag?

- Herhalen persoonsvorm tt.

- Voltooid deelwoord.

Maak een foto van je huiswerk en stuur deze in de LessonUp.

Antwoorden

Opdracht 1.                                                        

2. Ik vind - regel 1.                                              

3. Het dier gebruikt - regel 2.

4. Wil je - regel 4.

5. Tilt hij - regel 2.

6. Spuit hij - regel 3.

7. Jullie snappen - regel 5.

Antwoorden opdr. 2

2. Struikelde.

3. Zwaaide.

4. Ontdekte.

5. Geloofde.

6. Zakte.

7. Gebruikte.

8. Verrasten.

9. Reisden.

10. Renden.

Persoonsvorm verleden tijd

Hoe ging het ook alweer?

-te(n) of -de(n)?

T of D?

Trucje 1: de verlengproef!

Hoor je een 't' of een 'd' als je het langer maakt?

Maak langer...

Ik _____ de vraag niet

1. Snapte
2. Snapde

Snapte!

Je hoort een t, dus je schrijft een t. 

Langer maken!

De krokodil _____ zijn staart op.

1. Tilte
2. Tilde

Tilde!

Je hoort een d dus je schrijft een d.

Persoonsvorm verleden tijd

Trucje 2: 't ex-kofschip.

Kijk naar de stam. Laatste klank in 't ex-kofschip? Schrijf dan een t. Zit-ie er niet in? Schrijf een d.

Betalen --> betal - ik betaalde

Werken --> werk - ik werkte.

De laatste klank van het werkwoord 'juichen' zit ___ in 't ex-kofschip.

1. Wel
2. Niet

De 'ch' zit in 't ex-kofschip! Dat betekent dat de verleden tijd van juichen met een ___ geschreven wordt.

1. t
2. d

Juichen

Ik juichte.

Persoonsvorm verleden tijd

Wel of geen 'n'?

Bij het meervoud: +en.

Bij het enkelvoud: +e.

Ik juichte. Wij juichten.

De hertjes ___ in het bos.

1. Verdwaalde
2. Verdwaalden

Sofian ___ vroeger in de Albert Heijn.

1. werkte
2. werkten

Leraren ___ vroeger nog borden met krijtjes.

1. Gebruikte
2. Gebruikten
3. Gebruikde
4. Gebruikden

Voltooid deelwoord

Eens kijken... weten jullie wat het is?

Wie kan het voltooid deelwoord van het werkwoord 'fietsen' geven?

Het voltooid deelwoord

Fietsen = gefietst.

Voltooid deelwoord: iets wat je in het verleden hebt gedaan en nu afgelopen is.

Ge, be of ver ervoor.

Schrijf ik 't' of 'd'? 

Voltooid deelwoord

Zelfde trucje als bij de verleden tijd!

Verlengproef of 't ex-kofschip.

TT                                 VT                                    VD   
Ik fiets                        Ik fietste                       Ik (heb) gefietst          
Ik verdwaal              Ik verdwaalde             Ik (ben) verdwaald

Jouw cadeautje heeft me heel erg ___!

1. Verrast
2. Verrasd

Ik heb dat hele stuk door de regen naar huis ___.

1. Gerent
2. Gerend

De kinderen hebben heel de middag in de zandbak ___.

1. Gespeelt
2. Gespeeld

Zelf typen!

Niemand heeft zijn huiswerk ___. (maken)

Heb je die rekeningen al ___? (Betalen)

Zelf aan de slag

Opdracht 3 op bladzijde 121. Huiswerk!