Sixième cours 6 décembre 2021

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

We storen niet bewust de les (door bijvoorbeeld dingen door de klas te gooien of dingen door de klas te schreeuwen)

Planning et buts

Aan het eind van dit lesuur....

1. Aan het eind van deze paragraaf kun je een stripverhaal over vakantiebelevenissen begrijpen 

2. ken je woorden die te maken hebben met familie en vakantie.

Vocabulaire A: chapitre 1

Au travail

Exercices  10a, 10b, 11,12 (p.26-29)

lidwoorden 

classe 1

Devoirs

Apprendre (leren): Vocabulaire A (p.52), Vocabulaire B (p.53)

LET OP: BLIJF DE WOORDJES VAN CHAPITRE 0 DOORNEMEN, HERHALEN EN LEREN (p.16-17)

Wat zijn lidwoorden in het
Nederlands?

Frans

• de / het 
• le --> mannelijk        (le garçon)
• la --> vrouwelijk        (la fille)
• les --> meervoud      (les parents)

• l' --> klinker / h           (l 'école)

de jongen

1. le garçon
2. la garçon
3. les garçon
4. l'garçon

de moeder

1. le mère
2. la mère
3. les mère
4. l'mère

de broers

1. le frères
2. la frères
3. les frères
4. l'frères

Frans

• een 
• un --> mannelijk (un garçon)
• une --> vrouwelijk (une fille)
• des --> meervoud (des garçons)

• des vertaal je niet ! je zegt niet een jongens

een jongen

1. un garçon
2. le garçon
3. une garçon
4. des garçons

een meisje

1. un fille
2. une fille
3. des filles
4. la fille

jongens

1. garçons
2. un garçons
3. des garçons
4. les garçons

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?

1. le
2. la
3. des
4. un

Welke lidwoorden geven aan dat een woord meervoud is?

1. un
2. les
3. des
4. l'

Kies uit: le, la,l' of les
C'est un ami. _____ ami est beau

1. le
2. la
3. l'
4. les

Kies uit: le, la, l' of les
C'est une piscine. ______ piscine est bleue

1. le
2. la
3. l'
4. les

Kies uit: un, une of des
Le parc est immense. C'est ______ parc naturel

1. un
2. une
3. des

Kies uit: un, une of des
La fille est belle. C'est _____ belle fille.

1. un
2. une
3. des

Wat is het meervoud van le, la

1. les
2. des

Wat is het meervoud van un, une

1. les
2. des