les 3.1 - zelf oefenen met basiskennis farmacologie

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 3

Test zelf je basiskennis over farmacologie

Bij Les 3.1 Farmacologie BOL/doorstroom

Deze term beschrijft: de hoeveelheid medicatie die per 24 uur (dag) moet worden ingenomen.

1. therapeutische concentratie
2. dosering
3. toxische concentratie
4. biologische beschikbaarheid

Deze term beschrijft 'de reden' waarom een zorgvrager een medicijn zou moeten gebruiken.

1. Indicatie
2. contra-indicatie

Sleep op de juiste plek. 

intraveneus

intramusculair

subcutaan

oraal

oromucosaal

rectaal

Deze term beschrijft: Hoeveelheid werkzame stof die per toediening van een medicatie, systemisch in het lichaam vrijkomt

1. therapeutische concentratie
2. dosering
3. biologische beschikbaarheid
4. toxische concentratie

Deze term beschrijft 'de reden' waarom een zorgvrager een medicijn NIET zou moeten gebruiken.

1. Indicatie
2. contra-indicatie

Lokale toediening

systemisch, enteraal

systemisch, parenteraal 

Welke toedieningsvorm hoort bij welke route? 

creme voor de huid

tablet

hooikoorts oogdruppels

zetpil

transdermaal

intramusculair

antibiotica drank

oromucosaal

Lokaal: hooikoorts oogdruppels en creme. 

systemisch enteraal: tablet, zetpil en antibiotica drank 

Systemisch parenteraal: intramusculair,       

                                        transdermaal,

                                        oromucosaal 

Antwoorden: 

Deze term beschrijft: De concentratie waarbij voldoende werkzaamheid van het medicijn in het bloed wordt bereikt en waarbij de bijwerkingen die optreden aanvaardbaar zijn

1. toxische concentratie
2. toedieningsfrequentie
3. plasmaconcentratie
4. therapeutische concentratie

de 4 fasen van de farmcokinetiek. 

Absorptie

distributie

metabolisme

eliminatie

Zorg dat je ze zo kunt opnoemen en uitleggen wat het inhoudt

Deze term beschrijft:
Hoeveelheid (%) werkzame medicijn die in het lichaam beschikbaar komt, na een systemische toediening

1. therapeutische concentratie
2. dosering
3. biologische beschikbaarheid
4. toxische concentratie

Een zorgvrager smeert zalf op haar arm, omdat ze daar lokaal eczeem heeft.
Stelling: je hebt hier te maken met een firstpass effect en biologische beschikbaarheid.

1. waar
2. niet waar

Bedenk voor jezelf

Snap je ook waarom dat zo is? Probeer het in eigen woorden uit te leggen. 
Op de toets kan dit gevraagd worden. 

Een zorgvrager spuit een spray onder haar tong. Dit middel werkt systemisch en komt in de goede chemische vorm in het bloed na opname
Stelling: je hebt hier te maken met biologische beschikbaarheid

1. waar
2. niet waar

Een zorgvrager gebruikt pijnstillers in orale vorm, morfine. maar omdat ze ziek wordt lukt het slikken niet meer en gaat ze ipv orale inname naar injecties.
welke uitspraak klopt?

1. de dosering kan hetzelfde blijven.
2. de dosering moet wrs omhoog ivm de biologische beschikbaarheid
3. de dosering moet wrs omlaag ivm de biologische beschikbaarheid
4. ik weet het niet.

Welke vaste aandachtspunten moet jij hebben als verpleegkundige bij medicatiezorg rondom een zorgvrager?

Welke algemene bijwerkingen komen het meest voor en moet je dus altijd op letten bij de zorgvrager?

Stelling:
Wanneer je rent gaat je hartslag naar beneden. En hierdoor stijgt je bloeddruk

1. waar
2. niet waar

Welk 3 factoren in je lichaam hebben invloed op de hoogte van je bloeddruk? en hoe werkt dat dan?

Stelling:
De nieren zijn een grote factor in het reguleren van de bloeddruk. Dit werkt via het RAAS systeem. Hierdoor wordt onder andere het slagvolume (hoeveelheid bloed) in je aderen aangepast

(tip: kijk gewoon in het plaatje van de bloeddruk regeling in de PPT)

1. waar
2. niet waar

Noem de 5 medicatiegroepen waarmee je de bloeddruk kunt verlagen.

Bij welke medicijngroep tegen hypertensie, krijgen mensen soms een prikkelhoest?

1. diuretica
2. beta blokkers
3. ace-remmers
4. calciumantagonisten

Je hebt in jaar 2 geleerd over verschillende middelen tegen hypertensie. Een van de belangrijksten is diuretica. De bijwerkingen kennen is belangrijk.
Hieronder staan bijwerkingen genoemd. Maar welke hiervan past NIET bij diuretica?

1. hypotensie en daardoor duizeligheid en slapte
2. zouttekort, waardoor hartritmestoornissen kunnen ontstaan.
3. overvolume van het bloed, waardoor acuut hartfalen
4. gevaar op dehydratie

betablokkers werken door....

1. remmen van het sympatische zenuwstelsel
2. remmen van het parasympatische zenuwstelsel
3. stimuleren van het parasympatische zenuwstelsel
4. stimuleren van het sympatische zenuwstelsel

Welke 2 groepen geneesmiddelen ken je, die het bloed verdunnen?
En wat is het verschil in werking?

Welke lijst van bijwerkingen, past bij antistollingsmiddelen in het algemeen?

1. hematomen, hoge bloeddruk, nierfunctiestoornissen, (orthostatisch) hypotensie
2. leverfunctiestoornissen, hematomen, lage bloeddruk, misselijkheid en braken
3. misselijkheid, hoge bloeddruk, leverfunctiestoornissen, misselijkheid, diarree
4. lage bloeddruk, hematomen, nierfunctiestoornissen en misselijkheid.

Wat is de belangrijkste oorzaak van COPD?

1. Ouderdom.
2. Verwaarloosde longontsteking.
3. Erfelijkheid
4. Roken

Symphaticomimeticum

Bijwerkingen bij inhalaties bij COPD/asthma:

Corticosteroïden

Trillingen

droge mond

spierkrampen

schimmelinfectie in de mond

heesheid

Hoesten

bij COPD kun je gebruik maken van verschillende pufjes. Hoe werken parasympathicolytica?

1. stimulatie sympatische systeem, wat oa geeft: hogere hartslag en open gaan van de luchtwegen
2. blokkade sympatische systeem, wat oa geeft: lagere hartslag en rustigere ademhaling
3. blokkade parasympatische systeem, wat oa geeft: hogere hartslag en open gaan van de luchtwegen
4. dempen de auto-immuunreactie die is ontstaan door de COPD

Een zorgvrager met COPD komt bij jou op de revalidatie. De arts vraagt of je wilt observeren bij de zorgvrager of het innemen van de pufjes goed gaat. Hoe pak je dat aan? waar let je op?

Wat is de juiste volgorde van de WHO pijnladder? 

Stap 1 

Stap 3

Stap 2

Stap 1.2

Sterk opoid per injectie

sterk opoid per pleister

Sterk opoid oraal

NSAID met zwak opoid

paracetamol met zwak opoid

NSAID

paracetamol

Morfine als pijnstiller werkt verslavend

1. waar
2. niet waar

Morfine werkt levensbekortend

1. Ja
2. Nee

Het is een misverstand dat morfine alleen wordt

gegeven in het eindstadium van kanker. De veronderstelling dat morfine levensbekortend werkt, is niet juist.

Morfine wordt niet voorgeschreven om de dood te

bespoedigen. Ongeveer 25% van de morfine wordt

gebruikt door patiënten met langdurige, chronische

ziekten zoals reuma. Morfine kan dus jaren achtereen

als pijnstiller worden voorgeschreven. Ook kan

morfine tijdelijk worden gegeven en daarna worden

afgebouwd, zoals na een operatie.

Bij welke van de pijnstillende medicijnen moet je het meest bedacht zijn op maagklachten en een verhoogde kans op bloedingen?

1. Morfine tabletten (opiod)
2. Fentanyl pleister (opiod)
3. Paracetamol
4. Diclofenac (NSAID's)

Iemand gaat Morfine gebruiken voor het eerst. Wat zijn je verpleegkundige aandachtspunten. Noem er minimaal 3 en leg uit.

Dat was de laatste vraag

Is alles gelukt? 

Heb je vragen? 

Stel ze aan de docent

daar zijn ze voor tenslotte