H2D Revision Les questions - negations

TODAY
Vragen en ontkenningen

Questions and negations

Irregular Verbs
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

TODAY
Vragen en ontkenningen

Questions and negations

Irregular Verbs

Slide 1 - Diapositive

Vragen met werkwoord to be of met hulpwerkwoord

Vragen met to be en hulpwerkwoorden (zoals can / may /should) maak je door het hulpwerkwoord vooraan in de zin te zetten:

You can swim very well.  Can you swim very well?
 
He is a good runner. Is he a good runner?

Slide 2 - Diapositive

Hulpwerkwoorden
1. be : is am, are, was, were
2. have got - has got - had got
3. can - could
4. may - might
5. must
6. shall - should
7. will- would

Slide 3 - Diapositive

He is playing tennis now.
(maak deze zin vragend)

Slide 4 - Question ouverte

They can run very fast.
(maak deze zin vragend)

Slide 5 - Question ouverte

Vragen met andere werkwoorden

Voor de overige werkwoorden begin je vragen met een vorm van het woord "do"

Dogs like meat.  Do dogs like meat?
 
Bij he / she /it gebruik je niet do maar does.
Het werkwoord verliest de s omdat de s nu al in does staat!

He loves to play tennis.  Does he love to play tennis?

Slide 6 - Diapositive

I watch Netflix every day.
(maak deze zin vragend)

Slide 7 - Question ouverte

He drinks coffee every morning.
(maak deze zin vragend)

Slide 8 - Question ouverte

Let op ! In welke tijd staat de zin ?

He was listening to music yesterday.
Was he listening to music ?

My cat drank milk last week.
Did my cat drink milk last week?

Slide 9 - Diapositive

He went to school yesterday.
(maak deze zin vragend)

Slide 10 - Question ouverte

They wrote a paper last month.
(maak deze zin vragend)

Slide 11 - Question ouverte

Ontkenningen met to be of hulpwerkwoord

Als er in een zin een vorm van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord (bv.  can) staat, dan maak je een ontkenning door not daarachter te zetten.

She is a lawyer.  She is not a lawyer.
 
Horses can fly.  Horses cannot/can't fly.

Slide 12 - Diapositive

You are a teacher.
(maak deze zin ontkennend)

Slide 13 - Question ouverte

They can run very fast.
(maak deze zin ontkennend)

Slide 14 - Question ouverte

Ontkenningen met andere werkwoorden

In alle andere gevallen zet je don't / do not voor het werkwoord.
Bij he/she/it wordt dit doesn't / does not. 
Omdat de vervoeging met -s nu al in does voorkomt, laat je de s achter het werkwoord weg.

They live in Spain.    They don't live in Spain.
She works in that building.    She doesn't work in that building

Slide 15 - Diapositive

In de verleden tijd zet je in plaats van doesn't of don't, did voor het werkwoord.

Het werkwoord krijgt dan niet de vorm met -ed, maar het hele werkwoord zonder to.

They visited Manchester.
They didn't visit Manchester.

Slide 16 - Diapositive

They play tennis every week.
(maak deze zin ontkennend)

Slide 17 - Question ouverte

He listens to music every day.
(maak deze zin ontkennend)

Slide 18 - Question ouverte

She gave him an apple last week.
(maak deze zin ontkennend)

Slide 19 - Question ouverte


1. Kim brings her dog to the vet.
2. They wake up early every day.
3. My cat catches a mouse every week.
4. Tommy is reading a book.
5. They are taking a shower.
timer
7:00

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

irregular verbs quiz

Slide 23 - Diapositive

do - did - ............

Slide 24 - Question ouverte

Irregular verbs
beat - beat - ............

Slide 25 - Question ouverte

Irregular verbs
tell - ........... - told

Slide 26 - Question ouverte

Irregular verbs
take - took - ............

Slide 27 - Question ouverte

Irregular verbs
see - saw - .......

Slide 28 - Question ouverte

Irregular verbs:
go - ..... - gone

Slide 29 - Question ouverte

Irregular verbs
to run - ran - ............

Slide 30 - Question ouverte

Irregular verbs
to draw - drew - ............

Slide 31 - Question ouverte

Irregular Verbs:
wedden = .... - .... - ....

Slide 32 - Question ouverte

Reading
Textbook p. 100-101
1. Mr. Selfridge knew what women wanted
2. Escape from Alcatraz
Activity Book B p. 60-62
Ex. 1-2-3-4
OR Stepping Stones Online
Theme 5-6 Herhaling/verrijking
Reading exercises 1-4

Slide 33 - Diapositive

Questions ?

Slide 34 - Diapositive