les 5.1

Hoofdstuk 5 Rondkomen
Paragraaf 5.1     Inkomsten en uitgaven
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5 Rondkomen
Paragraaf 5.1     Inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Diapositive

Soorten inkomen
  • Inkomen in natura
  • Inkomen uit arbeid
  • Inkomen uit bezit
  • Overdrachtsinkomen

Slide 2 - Diapositive

Welke beloning hoort waar?
Sleep de beloningen naar de juiste plek.
inkomen uit bezit
inkomen uit arbeid
inkomen in natura
overdrachtsinkomen

Slide 3 - Question de remorquage

Soorten uitgaven
Persoonlijke
Huishoudelijke 

Slide 4 - Diapositive

Uitgaven voor
Verbruiksgoederen
Duurzame gebruiksgoederen

Slide 5 - Diapositive

Gebruiksgoederen

vaak gebruiken

Verbruiksgoederen

één of enkele keren gebruiken

Slide 6 - Diapositive

Verschil 
gebruiks- en verbruiksgoederen?
  • Gebruiksgoederen gaan langere tijd mee en kun je meerdere keren gebruiken (tandenborstel)
  • Verbruiksgoederen gaan door gebruik op (tandpasta)

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Begroting: overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven
Belangrijk

Slide 9 - Diapositive

Prioriteiten stellen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Huiswerk
Doornemen 5.1

maken de opdrachten

Slide 12 - Diapositive

Heb je alle vragen gemaakt?
A
Ja
B
Nee, niet allemaal

Slide 13 - Quiz

Welke vraag vond je moeilijk?

Slide 14 - Question ouverte

Juist of onjuist:
Consumenten moeten prioriteiten stellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Je prioriteiten zijn hetzelfde als je ......
A
evenveel geld hebt
B
dezelfde interesses hebt
C
even oud bent
D
prioriteiten zijn altijd anders

Slide 16 - Quiz

verbruiksgoederen gebruik je maar één keer
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
koek
B
chips
C
tandpasta
D
auto

Slide 18 - Quiz

Waar staan alleen voorbeelden van verbruiksgoederen?
A
Olie, benzine, scooter
B
Water, computer, brood
C
Schaar, potlood, pen
D
Snicker, water, benzine

Slide 19 - Quiz

Hierna staan enkele aankopen van Sem.
Geef aan welke aankopen van hem verbruiksgoederen zijn. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
boormachine en boortjes
B
spijkers en schroeven
C
zaag en schroevendraaier

Slide 20 - Quiz

wat zijn gebruiksgoederen?
A
een appel
B
benzine
C
een pen
D
computer

Slide 21 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van gebruiksgoederen
A
auto
B
snoep
C
wasmachine
D
scooter

Slide 22 - Quiz

Welke uitgave zie je op de afbeelding?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Persoonlijke uitgaves

Slide 23 - Quiz

Als je de behoefte wilt vervullen dan noem je dat:
A
consumeren
B
basisbehoeften
C
prioriteiten stellen
D
relativeren

Slide 24 - Quiz

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren

Slide 25 - Quiz

Ik vind het moeilijk om prioriteiten te stellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz