adjectives

dress
pants
boots
jacket
Skirt
shorts
socks
shirt
1 / 14
suivant
Slide 1: Question de remorquage
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

dress
pants
boots
jacket
Skirt
shorts
socks
shirt

Slide 1 - Question de remorquage

Wat kun je nog meer zeggen over de kledingstukken?

  • kleur
  • mooi/lelijk
  • oud/nieuw
  • groot/klein
  • vorm
  • etc. 

Slide 2 - Diapositive

Hoe zou je dit plaatje beschrijven?

Slide 3 - Diapositive

In het Engels is er een speciale volgorde om dingen te beschrijven
  • Woorden die een mening uitrdukken (wonderful, nice, terrible)
  •  Grootte (small, big)
  • Vorm (round, square, rectangular)
  •  Age (young, old)
  • Colour (red, blue, grey)
  • Origin (Dutch, French, Chinese)
  •  Material (cotton, rubber, plastic)
  • Bijwoorden die een soort beschrijven (golfing jacket, running shoes)

Slide 4 - Diapositive

She a green long dress wears

Slide 5 - Question ouverte

sells This shop short pants. red
A
This shop sells red short pants
B
This shop sells short red pants
C
This shop sells pants red short
D
This shop sells short pants red

Slide 6 - Quiz

owns Tina black cheap shoes.

Slide 7 - Question ouverte

some brown old hats. Judith has

Slide 8 - Question ouverte

buys Jim black new a coat.
A
Jim buys black a new coat.
B
A new black coat Jim buys.
C
Jim buys a black new coat.
D
Jim buys a new black coat.

Slide 9 - Quiz

Zelf oefenen
Klik op de volgende link voor een online oefening

Slide 10 - Diapositive

Beschrijf wat voor kleren degene naast je aan heeft

  • denk aan de goede volgorde van de beschrijving
  • denk aan het juiste kledingstuk 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Nu gaan we zelf aan de slag
klik op de volgende link voor de oefeningen. Start bovenaan.

Slide 13 - Diapositive

I have 4 legs, a very long neck, brown spots, a yellow skin and a long blue tongue. What am I?

Slide 14 - Question ouverte