Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Leestekens en citaten
Slide 1 - Diapositive
Na deze les
- Weet je wanneer je welke leestekens gebruikt.
- Weet je wat een citaat, directe en indirecte rede is.
- Weet je de juiste leestekens te gebruiken bij een citaat.
Slide 2 - Diapositive
Wat is een citaat?
Slide 3 - Diapositive
Citaat
Als je opschrijft wat iemand zegt, heet dat een citaat.
Een citaat staat tussen aanhalingstekens:
"Citaat."
Slide 4 - Diapositive
DUBBELE PUNT in een citaat
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een ‘citaat’.
Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens (''):
– Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’
– Danique vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’
Slide 5 - Diapositive
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
– ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
Slide 6 - Diapositive
GEEN citaat
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft,
gebruik je geen aanhalingstekens en geen dubbele punt.
– Jasper zei dat hij overmorgen jarig is.
Slide 7 - Diapositive
Citaat
Slide 8 - Diapositive
‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quiz
Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout
Slide 12 - Quiz
Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout
Slide 13 - Quiz
De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout
Slide 14 - Quiz
Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?
De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:
Wat wordt dan het verschil in de betekenis?
Slide 15 - Diapositive
Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?
Degene die de vraag stelt verschilt.
1 = Mike vroeg: ‘Vera, heb je de toets goed gemaakt?’ Dan vraagt Mike iets aan Vera. 2 = ‘Mike,’ vroeg Vera ‘heb je de toets goed gemaakt?’ Dan vraagt Vera iets aan Mike.