1.3 Integratie en segregatie

1.3 Integratie en segregatie

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

1.3 Integratie en segregatie

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik ken de verschillen tussen integratie en ruimtelijke segregatie.
  • Ik kan de gevolgen van ruimtelijke segregatie beschrijven.
  • Ik weet wat de overheden kunnen doen om ruimtelijke segregatie te bestrijden.

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je dat inwoners van Nederland met een migratieachtergrond vooral vandaan komen?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Lien

De meest voorkomende migratieachtergrond in Nederland is...
A
Indonesisch
B
Turks
C
Duits
D
Surinaams

Slide 5 - Quiz

"Allochtoon" betekent hetzelfde als "iemand met een migratieachtergrond"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

Multiculturele samenleving
Dominante cultuur
Culturele minderheid
Etnische minderheid
Etniciteit
afkomst

kleine groep die zich onderscheidt op basis van etniciteit
land met groepen mensen uit verschillende culturen 
cultuur die de meeste invloed heeft op de samenleving
kleine bevolkingsgroep met eigen cultuurkenmerken (anders dan de meerderheid van de bevolking)

Slide 8 - Question de remorquage

Concentratie van minderheden
Minderheden hebben de neiging om bij elkaar te gaan wonen:    - bij vrienden en familie
- in dezelfde periode op zoek naar goedkope woningen
- gebrek aan netwerk
Ruimtelijke segregatie: het apart wonen van bevolkingsgroepen in eigen woonwijken

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Segregatie?

Slide 11 - Diapositive

Voordelen segregatie
Nadelen segregatie
immigrant voelt zich veiliger

dicht bij eigen voorzieningen voor de groep
minder snel opgenomen in de nieuwe samenleving
minder snel taal leren
niet buitengesloten

Slide 12 - Question de remorquage

Integratie
Integratie: als bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond met eigen culturele kenmerken opgenomen worden in een samenleving


Slide 13 - Diapositive

Overheidsbeleid
  • Vanaf jaren ‘70: onvrede bij oorspronkelijke bewoners over komst grote groepen groepen met migratieachtergrond
  • Oplossing spreidingsbeleid? Proberen groepen meer evenredig over stad te verdelen
  • Echter: onderscheid (discriminatie) op grond van etniciteit
  • Discussie over integratie en spreiding komt regelmatig terug

Slide 14 - Diapositive

Wat is integratie?

Slide 15 - Question ouverte

Wat zijn de gevolgen van ruimtelijke segregatie?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Vidéo

Welk begrip vind je het beste bij het filmpje horen en waarom? Kies uit: segregatie of integratie

Slide 18 - Question ouverte

'Als verschillende bevolkingsgroepen ieder in hun eigen buurt wonen en er weinig contact is met andere bevolkingsgroepen' Dan is er sprake van:
A
Remigratie
B
Ruimtelijke segregatie
C
Integratie
D
Emigratie

Slide 19 - Quiz

Nederlanders gaan naar een Turkse supermarkt en Turken doen mee aan de Dodenherdenking op 4 mei. Dit is:
A
Etniciteit
B
Integratie
C
Segregatie

Slide 20 - Quiz

Wat is het verschil tussen integratie en assimilatie?

Slide 21 - Question ouverte

Waarom vraagt de Nederlands overheid geen assimilatie van asielzoekers?

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Vidéo

Concentratie van minderheden vindt plaats op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Waar vind je -op elk van deze niveau's vooral de minderheden?

Slide 24 - Question ouverte

Segregatie op 3 niveau's
  • Nationaal: vooral in de Randstad
  • Regionaal: vooral in de grote(re) steden
  • Lokaal: in bepaalde (goedkopere) woonwijken

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

De opdracht
Gebruik de atlas. Zoek op in de atlas wat het verschil is in absolute aantallen allochtonen tussen de provincie Friesland en Noord-Holland.

1. Geef dit aan door de aantallen van de volgende groepen te benoemen. Westerse allochtonen, Marokkanen, turken, Surinamers/antillianen.
2. Verwerk deze gegevens in je schrift.
3. Geef daarna aan waarom het verschil zo groot is. Geef minimaal 2 redenen.

Slide 27 - Diapositive