Spellingles gr. 5 enkele of dubbele klinker schrijven

Spelling Klinkerdief
Aan het einde weet je wanneer je één klinker moet schrijven bij een lange klank en kun je de woorden van de klinkerdief juist schrijven.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling Klinkerdief
Aan het einde weet je wanneer je één klinker moet schrijven bij een lange klank en kun je de woorden van de klinkerdief juist schrijven.

Slide 1 - Diapositive

Herhaling voor spelling groep 5. Categorie: Klinkerdief.
Introduceer de les aan de hand van het plaatje en herhaal de regel. Vraag aan de leerlingen wat een lange klank is. Een lange klank is als je het uitspreekt alsof er twee klinkers staan. Alleen de klinkerdief steelt een klinker dus staat er maar één. Vraag aan de leerlingen waarom de klinkerdief een klinker steelt. De lange klank staat aan het einde van een lettergreep. Daarom moet je het woord in stukken hakken.
Woorden
klinkerdief

Slide 2 - Carte mentale

Laat leerlingen woorden noemen die bij de klinkerdief horen. Ter controle kun je de leerlingen het woord in stukjes laten hakken en laten luisteren of er aan het einde van de klankgroep een lange klank te horen is. Zet de juiste woorden die bij de klinkerdief horen in het woordweb.
Waar zit de lange klank bij boterham?
A
Bo-
B
Ter-
C
-Ham
D
Er is geen lange klank

Slide 3 - Quiz

Laat de leerlingen beantwoorden waar de lange klank zit in het woord. Het juiste antwoord is bo-, omdat je het als boo- uitspreekt.
Waar zit de lange klank bij ruzie?
A
-Zie
B
Ru-
C
Er is geen lange klank
D
-

Slide 4 - Quiz

Laat de leerlingen beantwoorden waar de lange klank zit in het woord. Het juiste antwoord is ru-, omdat je het als ruu- uitspreekt.
Waar zit de lange klank bij fotograaf?
A
Fo-
B
-Graaf
C
Fo- en to-
D
To-

Slide 5 - Quiz

Laat de leerlingen beantwoorden waar de lange klank zit in het woord. Het juiste antwoord is fo- en to-, omdat je het als foo- en too- uitspreekt.
Waar zit de lange klank bij inkomen?
A
In-
B
Ko-
C
-Men
D
Er is geen lange klank

Slide 6 - Quiz

Laat de leerlingen beantwoorden waar de lange klank zit in het woord. Het juiste antwoord is ko-, omdat je het als koo- uitspreekt.
Waar zit de lange klank bij kamelen?
A
Ka-
B
Me-
C
-Len
D
Er is geen lange klank

Slide 7 - Quiz

Laat de leerlingen beantwoorden waar de lange klank zit in het woord. Het juiste antwoord is me-, omdat je het als mee- uitspreekt.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 8 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord menu opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 9 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord meten opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 10 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord kleding opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 11 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord slopen opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 12 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord avonturen opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 13 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord bezwaren opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 14 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord glijbanen opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 15 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord verlaten opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 16 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord automaten opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 17 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord bajesklant opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Luister en schrijf het woord op!

Slide 18 - Question ouverte

Laat de leerlingen het woord scharen opschrijven. Kijk naar de antwoorden en geef het juiste antwoord.
Afsluiting
Hoeveel woorden had je goed? Wat vind je lastig? 
Hoe kun je weten of je 1 klinker of 2 klinkers moet schrijven bij een lange klank?

Slide 19 - Diapositive

Evalueer de quizwoorden en sluit de les af aan de hand van de vragen op de slide. 
Stel ter controle de laatste vraag.