3A Grammatik Wiederholung Kapitel 5 Woche 20

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Was werdet ihr machen?

mittels eines Quizes werde ich überprüfen ob ihr die Grammatik versteht

In het Duits heb je, net als in het Nederlands, sterke en zwakke werkwoorden.

1. waar
2. niet waar

Welke sterke werkwoorden krijgen een klinkerverandering in de tegenwoordige tijd?

1. alle sterke werkwoorden
2. alle sterke werkwoorden met e en a in de stam
3. alle sterka werkwoorden met e in de stam
4. Alle sterke werkwoorden met e-a-i-u

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden krijg ik die klinkerwisseling?

1. allemaal
2. du, er, sie,es, ihr
3. alleen bij het enkelvoud
4. du, er, sie,es

Je weet nu dat sterke werkwoorden met een a of e in de stam bij du,er,sie,es veranderen.

Je weet nu dat sterke werkwoorden met een a of e in de stam bij du,er,sie,es veranderen. 

In welke klinker verandert de a in sterke ww bij du,er,sie,es?

In welke klinker(s) verandert de e in sterke ww bij du,er,sie,es?

Bij welke 3 sterke werkwoorden met een 'e' in de stam vindt er geen e/i- wissel plaats?

1. sehen, geben, bewegen
2. stehen, lesen, gehen
3. stehen, gehen, verstehen
4. gehen, sehen, geben

Bij welke 3 sterke werkwoorden met een 'e' in de stam geldt een uitzondering?

1. geben, nehmen, treten
2. bewegen, treten, essen
3. nehmen, geben, lesen
4. sehen, essen, lesen

fallen - die Katze .... aus dem Baum.

1. fallen
2. fallt
3. fällst
4. fällt

essen - Ich ......... gerne Erdbeeren.

1. esse
2. esst
3. isse
4. isst

sprechen - Du ..... viel zu leise.

1. sprichst
2. sprechst
3. spriechst

Der Arzt (geben)..............Meike eine Spritze.

1. gebt
2. gibst
3. gibt

(helfen) Leonie und Lisa ......... ihren Freunden.

1. helfen
2. hilfen
3. hilft
4. hielfen

Du ............... ohne Regenschirm. (laufen)

Ihr ................... uns zu Hause. (treffen)

Mein Ex ............ mich nicht in Ruhe.(lassen)

Wir ... schon wirklich früh ..(anfangen).

Er ..................... die Tasche mit (nehmen)

(sehen) ____ Sie ihn auch?