Oefentoets boektoets

HOOFDSTUK 6
oefentoets
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

HOOFDSTUK 6
oefentoets

Slide 1 - Diapositive

LEER
OPDRACHT 1a. Bekijk de tekst door hem te vergroten en beantwoord de vragen in het Nederlands.

Slide 2 - Diapositive

Je ziet twee teksten.
Welke tekst is volgens jou eerst
geschreven? Waarom denk je dat?

Slide 3 - Question ouverte


Wat betekent het kopje qué ofrecemos?

Slide 4 - Question ouverte

LEER
OPDRACHT 1b. Lees beide teksten nu helemaal. Geef aan of de zinnen verdadero of falso zijn.

Slide 5 - Diapositive

Iedereen mag meedoen aan de activiteit uit tekst 1.
A
verdadero
B
falso

Slide 6 - Quiz

De fietsroute loopt langs de zee.
A
verdadero
B
falso

Slide 7 - Quiz

Je hoeft zelf geen mountainbike
mee te nemen.
A
verdadero
B
falso

Slide 8 - Quiz

Je hoeft alleen maar stevige
schoenen mee te nemen.
A
verdadero
B
falso

Slide 9 - Quiz

Om mee te doen moet je een formulier invullen.
A
verdadero
B
falso

Slide 10 - Quiz

Er moeten minimaal 15 mensen meedoen.
A
verdadero
B
falso

Slide 11 - Quiz

Het was heel mooi weer tijdens
de activiteit.
A
verdadero
B
falso

Slide 12 - Quiz

GRAMÁTICA
OPDRACHT 2a. Vul de juiste vorm van de presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd) in.

Slide 13 - Diapositive

1. Vosotros, ¿qué (hacer*) ... esta mañana?

Slide 14 - Question ouverte

2. Mi familia y yo (visitar) una ciudad en la provincia.

Slide 15 - Question ouverte

3. Nerea y Diego lo (pasar) ... muy bien.

Slide 16 - Question ouverte

4. Nerea (comprar) ... mucha ropa.

Slide 17 - Question ouverte

5. Tú, ¿(escribir*) ... una carta a la abuela?

Slide 18 - Question ouverte

6. Yo (ver*) ... una película en el cine.

Slide 19 - Question ouverte

SER - ESTAR - HAY
OPDRACHT 2b. Kies voor de juiste vorm van ser, estar of hay.

Slide 20 - Diapositive

1. En la escuela de surf ... instructores muy amables.
A
son
B
están
C
hay

Slide 21 - Quiz

2. Nerea so sabe dónde ... la piscina.
A
es
B
está
C
hay

Slide 22 - Quiz

3. El bikini y el bañador no ... en la mochila de mi hermana.
A
son
B
están
C
hay

Slide 23 - Quiz

4. ¿Tu tienda ... grande.
A
es
B
está
C
hay

Slide 24 - Quiz

5. En mi escuela no ... comedor.
A
es
B
está
C
hay

Slide 25 - Quiz

6. Las playas de Cádiz ... muy blancas.
A
son
B
están
C
hay

Slide 26 - Quiz

VOCABULARIO
OPDRACHT 3a. Combineer de woorden met de vertaling.

Slide 27 - Diapositive

1
2
3
4
5
6
7
8
1. el viento
2. el alojamiento
3. el jersey
4. el despacho
5. llevar
6. reservar
7. rellenar
8. disfrutar


a. het kantoor
b. meenemen
c. reserveren
d. de trui
e. het verblijf
f. genieten
g. de wind
h. invullen

Slide 28 - Question de remorquage

VOCABULARIO
OPDRACHT 3b. Vertaal de woorden in het Spaans.

Slide 29 - Diapositive

de pen

Slide 30 - Question ouverte

het is koud

Slide 31 - Question ouverte

de nacht

Slide 32 - Question ouverte

leuk (mannelijke vorm

Slide 33 - Question ouverte

het bos

Slide 34 - Question ouverte

de zomer

Slide 35 - Question ouverte

iedereen (mannelijke vorm)

Slide 36 - Question ouverte

de rugzak

Slide 37 - Question ouverte

Ik begrijp nu wat er van mij verwacht wordt op de toets.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage

Wat vind je het lastigst van HS 6
A
lezen
B
vocabulario
C
grammática (presente perfecto)
D
grammática (ser-estar-hay)

Slide 39 - Quiz