(WEEK 13) Present Simple
1 / 18
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hoe maak je de Present Simple in een bevestigende zin?
A
am / is / are + ww + ing
B
ww (+ (e)s)
C
ww + ed
D
am / is / are + ww + (e)s
Slide 5 - Quiz
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Complete the sentence (Present Simple):
"He ... (to borrow) my bike every weekend."
A
borrows
B
is borrowing
C
borrowed
D
borrowes
Slide 8 - Quiz
Complete the sentence (Present Simple):
"I ... (to answer) a lot of questions."
A
answering
B
answer
C
answers
D
am answering
Slide 9 - Quiz
Complete the sentence (Present Continuous):
"Anne and John ... (to work) on the computer a lot."
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Complete the sentence (Present Simple):
"... that girl ... (to make) videos?"
Slide 16 - Question ouverte
Complete the sentence (Present Simple):
"The girls ... (not / to dance) in front of boys."
Slide 17 - Question ouverte
Weet je nu hoe de Present Simple in elkaar zit?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga extra oefenen met de opdrachten.
C
Jawel, maar ik zou het graag willen herhalen samen.
D
Ik snap er niks van.
