5.4 Scheidbare werkwoorden

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?


  • leren wat scheidbare werkwoorden zijn
  • Zinnen maken met scheidbare werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel

Na deze les kunnen jullie zinnen
maken met scheidbare werkwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Scheidbare werkwoorden

Slide 4 - Diapositive

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woord. Meestal is dit een voorzetsel.

schoonmaken = schoon  + maken 
     opruimen     = op             + ruimen
       nadenken   = na             + denken

Slide 5 - Diapositive

Twee werkwoorden
Staan er twee werkwoorden in de zin? Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 



Slide 6 - Diapositive

Het scheidbare werkwoord

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

scheidbaar             werkwoord + voorzetsel
werkwoord

Slide 7 - Diapositive

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 8 - Carte mentale

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie. Dan het werkwoord. 
Het andere woord staat altijd op de laatste plaats in de zin:

Ik               maak        de keuken         schoon.
                                                          
Wij            denken   eerst                    na

Slide 9 - Diapositive

Ik lach hem niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
uit
B
hem
C
lachen
D
uitlachen

Slide 10 - Quiz

Ik trek mijn jas uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
trekkenuit
C
uittrekken
D
uit

Slide 11 - Quiz

Jullie staan om acht uur op.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
jullie
B
opstaan
C
staan
D
op

Slide 12 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken
C
schoon
D
ik

Slide 13 - Quiz

Ik trek mijn nieuwe jas aan.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
maken
C
aantrekken
D
mijn nieuwe jas

Slide 14 - Quiz

Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Slide 15 - Question ouverte

Zij ....... haar kamer vanavond ......
(opruimen)

Slide 16 - Question ouverte

Ik ....... mijn vriend ......
(ophalen)

Slide 17 - Question ouverte

Mohamed ....... de les uit het boek ......
(overschrijven)

Slide 18 - Question ouverte

Zij ....... hun huis morgen ......
(schoonmaken)

Slide 19 - Question ouverte

Maak zelf een zin met deze werkwoorden:

Slide 20 - Diapositive





Hard gewerkt!

Goed gedaan!

Slide 21 - Diapositive

Maak zoveel mogelijk nieuwe werkwoorden
passen
schuiven
drinken
pakken
nemen
bellen
maken
in
op
aan
af
uit
voor

Slide 22 - Question de remorquage

Ik bel mijn vriendin op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 23 - Question ouverte

Ik haal mijn kinderen op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 24 - Question ouverte

Ik steek de straat over.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 25 - Question ouverte

geef een
goed
antwoord

Slide 26 - Diapositive