7.11 hoe kom ik daar

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Welkom M1C

Op het station

Wat leer ik vandaag?

1. Ik leer borden lezen.
2. Weet je hoe je moet reizen.
   

Het is tien uur. Aras is op het station. 

Hij gaat met de trein naar Den Haag. Hij gaat naar Sergei. 

De trein naar Den Haag gaat om één minuut over tien. 

Aras heeft nog een minuut. En dan vertrekt de trein. 

Aras moet snel zijn. Hij moet opschieten. 

Hij heeft een afspraak met Sergei. 

Hij mag de trein niet missen. 

Aras is te laat. Hij mist de trein. De trein is al weg. 

Hij moet nu een half uur wachten. Aras pakt zijn telefoon. Hij belt zijn vriend Sergei.

Sergei Met Sergei Cvetanovic.

Aras Ja, hallo, met Aras.

Sergei Hé, jij zit nu toch in de trein?

Aras Nee, ik ben op het station. Ik heb de trein gemist.

Sergei O, hoe laat kom je?

Aras Ik neem de trein van half elf. Ik kom om twaalf uur aan.

Sergei Goed, dan kom ik je ophalen.

Aras Waar spreken we af?

Sergei In de hal van het station, onder de wolk. Is dat een goede plaats?

Aras Ik weet niet. Wat is de wolk?

Sergei Een kunstwerk, lijkt op een wolk. Je ziet hem wel hangen, kan niet missen. Allemaal lichtjes.

Aras Oké, dan spreken we daar af.

Sergei Maar mis de trein nou niet weer.

Aras Nee, ik ga nu naar de trein.

Sergei Oké, goede reis.

Aras Bedankt. Dag.

Sergei Doei.

Het is tien uur. Aras is op het station. 

Hij gaat met de trein naar Den Haag. 

Hij gaat naar Sergei. 

De trein naar Den Haag gaat om één minuut over tien. 

Aras heeft nog een minuut. En dan vertrekt de trein. 

Aras moet snel zijn. Hij moet opschieten. 

Hij heeft een afspraak met Sergei. Hij mag de trein niet missen. Aras is te laat. Hij mist de trein. De trein is al weg. 

Hij moet nu een half uur wachten. 

Aras pakt zijn telefoon. Hij belt zijn vriend Sergei.

Aras Nee, ik ben op het station. Ik heb de trein gemist.

Sergei O, hoe laat kom je

Aras Ik neem de trein van half elf. Ik kom om twaalf uur aan.

Sergei Goed, dan kom ik je ophalen.

Aras Waar spreken we af?

Sergei In de hal van het station, onder de wolk. Is dat een goede plaats?

Aras Ik weet niet. Wat is de wolk?

Sergei Een kunstwerk, lijkt op een wolk. Je ziet hem wel hangen, kan niet missen. Allemaal lichtjes.

Aras Oké, dan spreken we daar af.

Sergei Maar mis de trein nou niet weer.

Aras Nee, ik ga nu naar de trein.

Sergei Oké, goede reis.

Aras Bedankt. Dag.

Sergei Doei.

Sergei:    Met Sergei Cvetanovic.

 Aras:        Ja, hallo, met Aras.

 Sergei:    Hé, jij zit nu toch in de trein?

 Aras:        Nee, ik ben op het station. Ik heb de trein gemist.

 Sergei:    O, hoe laat kom je?

 Aras:        Ik neem de trein van half elf. Ik kom om twaalf uur aan.

 Sergei:    Goed, dan kom ik je ophalen.

 Aras:        Waar spreken we af?

 Sergei:    In de hal van het station, onder de wolk. Is dat een goede plaats?

 Aras:        Ik weet niet. Wat is de wolk?

 Sergei:    Een kunstwerk, lijkt op een wolk. Je ziet hem wel hangen, kan niet missen. Allemaal lichtjes.

 Aras:       Oké, dan spreken we daar af.

 Sergei:   Maar mis de trein nou niet weer.

 Aras:       Nee, ik ga nu naar de trein.

 

Sergei:   Oké, goede reis.

Aras:       Bedankt. Dag.

Sergei:   Doei.

1

2

3

4

5

De trein staat op het station.

Aras belt Sergei op.

Aras is op het station.

Aras mist de trein.

De trein vertrekt.

Aras is om 10 uur op het station.

1. goed
2. fout

Aras gaat met de trein naar Den Haag.

1. goed
2. fout

Aras moet snel naar de trein.

1. goed
2. fout

Aras moet tot 11 uur wachten.

1. goed
2. fout

Waar is Aras?

1. in de trein
2. op het station

Waar spreken Aras en Sergei af?

1. in de hal van het station, onder de wolk
2. in het station, bij de trein

Luisterfragmenten

De weg vragen

Stationsomroep

De sleutel is kwijt

Het is druk

Aandacht voor het woord openbaar vervoer en eindbestemming.

Doen

Je krijgt 5 afbeeldingen te zien.

Beschrijf wat je ziet of wat de mensen doen op die afbeelding.

Belangrijk: maak een zin die begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.

Wat zie je op de afbeelding?

Wat zie je op de afbeelding?

Wat zie je op de afbeelding?

Wat zie je op de afbeelding?

Wat zie je op de afbeelding?

Heb jij wel eens met het openbaar vervoer gereisd?

Ja

Nee

Met welke vorm van openbaar vervoer heb je wel eens gereisd?

Geen, ik reis nooit met het openbaar vervoer

Bus

Trein

OV-fiets

Metro

Taxi

Veerboot

Tram

Gebruik deze afbeelding om blz. 110 te bespreken. 

Uitleg

Blz. 112. We lezen samen de uitleg en bekijken het voorbeeld.

Belangrijk

Als je reist met het openbaar vervoer is het belangrijk dat:

1. Je weet welk vervoersmiddel je moet nemen.

2. Waar je moet "opstappen"

3. Hoe laat je vervoersmiddel vertrekt.

4. Bij welke halte je uit moet stappen.

5. Hoe laat je ongeveer op je eindbestemming aankomt.

Wat kun je doen als je de juiste halte mist?

Doen

blz. 113 en 114. We bekijken samen de strip. Daarna geven we antwoord op de vragen die bij de strip horen. 

Dat zijn in totaal 7 vragen.

Daarna bespreken we de antwoorden. 

Besteed aandacht betekenis van de. blauwe woorden in dit uitlegblok.

Doen

Je ziet op de volgende dia's een plaatje van een informatie bord. 

Over dit bord krijg je 4 vragen. 

Probeer het antwoord op het informatiebord te vinden.

Op welk spoort vertrekt de trein?

Waar gaat deze trein naartoe?

Hoe laat vertrekt de trein?

Op welke stations stopt de trein nog meer?

Zelf informatie vinden

Lees de situatie.

Bekijk de informatieborden.

Geef antwoord op de vragen. Werk samen of alleen.

Samen bespreken we de antwoorden.

Informatie uit spraakberichten

Als je reist, kun je informatie vinden door te lezen op een bord of in je app.

Er worden ook berichten omgeroepen.

Dat noemen we een "omroepbericht".

Luisteren

We gaan luisteren naar een omroepbericht.

Na het luisteren geven we antwoord op 3 vragen:

1. Voor elke reizigers geldt dit omroepbericht?

2. Waarom rijden er geen treinen?

3. Wanneer rijden er weer treinen?

Voor welke reizigers geldt dit omroepbericht?

Waarom rijden er geen treinen?

Wanneer rijden er weer treinen?

Nog een keer luisteren

We luisteren nog een keer naar een fragment.

Daarna geven we antwoord op deze vragen:

1. Voor elke reizigers geldt dit omroepbericht?

2. Waarom rijden er geen treinen?

3. Wat moeten de reizigers nu doen om op hun eindbestemming te komen?

Voor elke reizigers geldt dit omroepbericht?

Waarom rijden er geen treinen?

Wat moeten de reizigers nu doen om op hun eindbestemming te komen?

Een laatste bericht

Bij dit laatste luisterfragment horen 4 vragen:

1. In welke trein hoor je dit bericht?

2. In welke twee plaatsen stopt de trein onderweg?

3. Welke twee tips geeft de omroeper in het bericht?

4. Waarom geeft de omroeper deze tips volgens jou?

In welke trein hoor je dit bericht?

In welke twee plaatsen stopt de trein onderweg?

Welke twee tips geeft de omroeper in het bericht?

Waarom geeft de omroeper deze tips volgens jou?

Extra opdracht

Je gaat een reis met de trein plannen en je gebruikt hiervoor een reisplanner op internet.

Doen

Je gaat de reis plannen.

Stap 1: ga naar www.ns.nl

Stap 2: vul de reisplanner in op de website.

Van: station Woerden. vertrek om 9.00

Naar: Utrecht Centraal.

Nu zelf:

Stap 1: ga naar www.ns.nl

Stap 2: plan de reis met de hulp van de situatie.

Stap 3; vul de reisplanner is.

Stap 4; geef antwoord op de vragen 

in je boek op blz 123.