Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
6.5 Klimaatverandering
Thema 6 Duurzaam leven
Slide 1 - Diapositive
Wat weten we al?
Slide 2 - Diapositive
Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
Windenergie, zonne-energie, waterkracht
B
Aardgas, aardolie en steenkool
C
Kernenergie, biomassa, aardwarmte
D
Plutonium, uranium, thorium
Slide 3 - Quiz
Hoe ontstaat kernenergie?
A
Door het verbranden van koolstofhoudende brandstoffen.
B
Door het splitsen van atoomkernen van uranium.
C
Door het opwekken van windenergie.
D
Door het gebruik van zonne-energie.
Slide 4 - Quiz
Hoe wordt elektriciteit opgewekt met fossiele brandstoffen genoemd?
A
Groene stroom
B
Grijze stroom
C
Duurzame energie
D
Zonne-energie
Slide 5 - Quiz
Hoe wordt de energie van getijdenenergie opgewekt?
A
Door de temperatuur van het water
B
Door de wind die over het water waait
C
Door de stroming van water tussen eb en vloed
D
Door de maan die aan de hemel staat
Slide 6 - Quiz
Hoe wordt warmte gebruikt in woningen en gebouwen?
A
De warmte wordt gebruikt om woningen te verwarmen.
B
De warmte wordt omgezet in elektriciteit
C
De warmte wordt gebruikt voor koeling
D
De warmte wordt opgeslagen in de grond
Slide 7 - Quiz
Begrippen 6.4
Duurzame energie
Fossiele brandstof
Getijdenenergie
Groene stroom
Kernenergie
Waterkracht
Windenergie
Zonne-energie
Slide 8 - Diapositive
Leerdoelen 6.5
Je kunt beschrijven wat het broeikaseffect is.
Je kunt oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikaseffect en de klimaatverandering noemen.
Slide 9 - Diapositive
Dampkring
Het weer op aarde wordt bepaald door de zon en de dampkring.
De dampkring (of atmosfeer) is de luchtlaag rondom de aarde.
Deze luchtlaag bestaat vooral uit stikstof, waterdamp, zuurstof en koolstofdioxide.
De toestand van de atmosfeer bepaalt het weer, zoals de temperatuur, de neerslag en de wind.
Het klimaat is het gemiddelde weer in een gebeid over een periode van minstens dertig jaar.
Slide 10 - Diapositive
Wat bepaalt het weer op aarde?
A
De oceanen en de rivieren
B
De zon en de dampkring
C
De maan en de sterren
D
De aardmantel en de kern
Slide 11 - Quiz
Versterkt broeikaseffect
Zonnestraling gaat door de dampkring en wordt omgezet in warmte.
Broeikasgassen in de dampkring houden deze warmte vast en zorgen ervoor dat het warmer wordt.
Dit is het broeikaseffect.
Door verbranding van fossiele brandstoffen neemt de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer toe.
Hierdoor neemt het broeikaseffect doe.
Dit heet het versterkte broeikaseffect.
Hierdoor stijgt de temperatuur op aarde.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Wat veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?
A
Vermindering van broeikasgassen in de dampkring.
B
Stijging van de temperatuur op Mars.
C
Zonnestraling die niet wordt geabsorbeerd door de dampkring.
D
Toename van koolstofdioxide in de atmosfeer.
Slide 15 - Quiz
Wat is het broeikaseffect?
A
Verbranding van fossiele brandstoffen veroorzaakt smog.
B
Zonnestraling wordt omgezet in elektriciteit.
C
Broeikasgassen houden warmte vast in de dampkring.
D
Het versterkte broeikaseffect leidt tot afkoeling.
Slide 16 - Quiz
Gevolgen van het versterkte broeikaseffect
De gemiddelde temperatuur stijgt, daardoor ontdooien bevroren gebieden. Hierdoor komen koolstofdioxide en methaan vrij uit de grond. Dit zorgt voor nog meer opwarming dit heeft de volgende gevolgen:
Klimaatverandering, dit betekent dat het weertype gedurende een lange periode is veranderd. Bijvoorbeeld meer of minder neerslag in bepaalde gebieden.
Er komen vaker extreme weeromstandigheden voor zoals stormen, overstromingen en hittegolven.
IJskappen smelten en zorgen voor een hogere zeespiegel.
Slide 17 - Diapositive
Wat gebeurt er als bevroren gebieden ontdooien?
A
Koolstofdioxide en methaan komen vrij
B
De temperatuur daalt, de zeespiegel stijgt
Slide 18 - Quiz
Gevolgen voor de natuur
Zoutwater komt steeds verder het land binnen, hierdoor zit er meer zout in de bodem en het grondwater. Dit noemen we verzilting, bepaalde gewassen groeien hierdoor niet goed meer en (drink)water wordt te zout.
Er komen andere planten- en diersoorten voor in Nederland en juist andere soorten verdwijnen. Trekvogels trekken ook niet meer weg.
Het jaarritme van veel organismen verandert.
Er sterven meer mensen tijdens een hittegolf.
Er komen meer tropische plagen en ziekten.
Een heel klein gebied in de wereld wordt geschikter voor landbouw.
Slide 19 - Diapositive
Wat is een gevolg van klimaatverandering voor de trek van vogels?
A
Ze trekken massaal samen.
B
Ze trekken niet meer weg.
C
Ze trekken langer weg.
D
Ze trekken verder dan voorheen.
Slide 20 - Quiz
Maatregelen
De Nederlandse overheid neemt maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, zoals:
Meer energie opwekken uit duurzame bronnen.
Subsidie voor de isolatie van huizen
Campagnes om minder vlees te eten.
De opwarming van de aarde is een wereldwijd probleem. Daarom is er elk jaar een klimaat conferentie waar regeringsleiders uit alle landen samenkomen. Ze hopen samen de klimaatcrisis te stoppen.
Slide 21 - Diapositive
Wat is een voorbeeld van een maatregel om de opwarming van de aarde tegen te gaan?
A
Stimuleren van meer vliegverkeer.
B
Subsidie voor de isolatie van huizen.
C
Afschaffen van recyclingprogramma's.
D
Verhogen van de maximumsnelheid op snelwegen.
Slide 22 - Quiz
Begrippen 6.5
Broeikasgas
Dampkring
Klimaat
Versterkt broeikaseffect
Slide 23 - Diapositive
Ik kan nu
Je kunt beschrijven wat het broeikaseffect is.
Je kunt oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikaseffect en de klimaatverandering noemen.
Slide 24 - Diapositive
Aan het werk!
Maken opdrachten 6.5 : 1 t/m 4
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.