Een isolator geeft de elektriciteit niet goed door.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
De elektrische energie
De totale energie die door een elektrisch apparaat wordt gebruikt
De eenheid is de Joule (Ws) maar soms ook de kiloWattuur (kWh)
1 kWh =
1 kiloWatt = 1000 W
1 uur = 3600 s
dus 1 kWh = 1000 x 3600 =
3 600 000 J (3,6 MJ)
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
De prijs van Energie
Met een kilowattuurmeter wordt het energieverbruik gemeten in kilowattuur (kWh)
vb een apparaat van 2000W gebruikt in 1 uur dus 2 kWh
Energiegebruik (kWh) = vermogen (kW) x tijd (uren)
in symbolen
E=Pxt
Slide 27 - Diapositive
Bereken de energie die gebruikt wordt in kilowattuur als de tijd 20 uur is en het vermogen 0,245 kW.
A
0,49 kWh
B
4,9 kWh
C
49 kWh
D
490 kWh
Slide 28 - Quiz
In de meterkast zitten verschillende dingen voor de veiligheid. Een ding kun je gebruiken om de spanning van de hele installatie te halen. Wat is hiervan de naam?
A
aardlekschakelaar
B
hoofdschakelaar
C
de zekering
D
de kilowattuur meter
Slide 29 - Quiz
In de meterkast zitten verschillende dingen voor de veiligheid. Een ding kun je gebruiken om de spanning van één groep te halen. Wat is hiervan de naam?
A
aardlekschakelaar
B
hoofdschakelaar
C
de zekering
D
de kilowattuur meter
Slide 30 - Quiz
In de meterkast zitten verschillende dingen voor de veiligheid. Een ding is niet voor de veiligheid maar voor de stroomleverancier zodat je niet te weinig (of te veel) hoeft te betalen. Hoe heet dat ding.
A
aardlekschakelaar
B
hoofdschakelaar
C
de zekering
D
de kilowattuur meter
Slide 31 - Quiz
Wanneer de stroomkring gesloten is kan de stroom van plus naar min lopen.
Voor een stroomkring heb je minimaal nodig:
- een apparaat, spanningsbron en 2 verbindingsdraden.
Met een schakelaar kan een stroomkring openen of sluiten.
Zie het als een brug die open of dicht is.
Een tekening die laat zien hoe de stroomkring in elkaar zit noemen we een schakeling:
Slide 32 - Diapositive
§5 Een warm huis.
Slide 33 - Diapositive
Verbranding
Slide 34 - Diapositive
Om een brand te kunnen blussen moet je dus een van de 3 weghalen: meestal warmte of zuurstof.
Niet alle branden kan je met water blussen vb olie.
Wanneer je een brandstof verbrand komt er vaak waterdamp en koolstofdioxide bij vrij.