Trede 7: leesvaardigheid

Trede 7, Nederlands: Leesvaardigheid





trede 6, leesvaardigheid
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Trede 7, Nederlands: Leesvaardigheid





trede 6, leesvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Welkom!
Lieve leerlingen,

Welkom in de online les Nederlands!  Als het goed is, heb je de quiz bij trede 6 ingeleverd.
We gaan nu beginnen met trede 7. Daarvan doen we 2 onderdelen: 1. Leesvaardigheid, 2. Spreken en gesprekken

We beginnen deze week met Leesvaardigheid. In deze digitale les vind je uitleg en oefeningen. Ben je klaar? Dan kun je verder oefenen in de portal. Heel veel succes!

Groetjes,
Mevrouw Sloterdijk


Slide 2 - Diapositive

Dit gaan we doen
- Signaalwoorden

- Teksten beoordelen

Slide 3 - Diapositive

Eerst even terugblikken:
welke 5 tekstdoelen ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Eerst even terugblikken:
wat is een kernzin?

Slide 5 - Carte mentale

Signaalwoorden
Weet je het nog? Die woorden die de zinnen aan elkaar voegen? 

Die worden ook wel signaalwoorden genoemd. Deze woorden geven tekstverbanden aan.

Daar gaan we nu mee verder.

Slide 6 - Diapositive

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 7 - Carte mentale

Tekstverbanden
Er bestaan verschillende soorten zins- en alineaverbanden. 
Hieronder volgen de belangrijkste verbanden met een voorbeeldje. 

Opsomming  Ten eerste ben ik vroeg opgestaan. Ook maakte ik huiswerk.
Tijdvolgorde Eerst stond ik vroeg op, daarna maakte ik huiswerk.
Tegenstelling Vandaag regent het, maar gisteren scheen de zon.
Oorzaak-gevolg Ik werkte hard, waardoor ik nu moe ben.

Slide 8 - Diapositive

Uitleg
In de volgende slide zie je een uitlegfilmpje.

Daarin wordt alles nog eens rustig uitgelegd.
Heb je het begrepen? Dan mag je dit overslaan.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 8
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 11 - Quiz


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 2 van 8
A
voegwoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 12 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 4 van 8
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 13 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 6 van 8
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 7 van 8
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 8 van 8
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 16 - Quiz

Oefening
In het volgende scherm zie je een leestekst. Open de tekst. 

Schrijf op een blaadje welke signaalwoorden je ziet. 

Je mag ook een document openen, daar de tekst in plakken en alle signaalwoorden onderstrepen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

De antwoorden
Hiernaast zie je de antwoorden.

Heb je alle signaalwoorden gevonden?

Slide 19 - Diapositive

Goed bezig!
Tijd voor een korte pauze.

We gaan zo verder met het volgende deel.

Slide 20 - Diapositive

We gaan nu verder met 'naslagwerken'
Wat zijn dat?

Slide 21 - Carte mentale

Wat zijn naslagwerken?
Naslaan betekent 'informatie opzoeken in een boek'. Een naslagwerk is een boek waarin je iets op kunt zoeken. Voorbeelden van naslagwerken zijn het woordenboek en de atlas

Nog niet zo lang geleden waren er veel meer soorten naslagwerken. Wilde je vroeger weten hoe een vrouwtjespaard heet, dan keek je in een encyclopedie. Of als je moest weten hoe laat de trein vertrok van Doetinchem naar Arnhem, dan keek je in het spoorboekje. 

Tegenwoordig zoekt iedereen die informatie op internet op. De encyclopedie is vervangen door Wikipedia, het spoorboekje kun je vinden op www.ns.nl. Ook Google wordt veel gebruikt als 'naslagwerk'. 

Het woordenboek en de atlas bestaan nog wel. Vooral op school worden ze veel gebruikt. 

Slide 22 - Diapositive

Hoe gebruik je naslagwerken?
In (school)boeken kun je voorin in de inhoudsopgave kijken bij de onderwerpen die behandeld worden. Eerst bedenk je waar de informatie die je zoekt onder valt. Je formuleert voor jezelf een trefwoord. Je zoekt vervolgens naar de kop of het tussenkopje waar dat trefwoord in voorkomt. Als je op internet zoekt, kun je dit trefwoord intypen op Google.

Je zoekt bijvoorbeeld naar het leefgebied van kikkers. Het trefwoord is dan 'kikker', 'amfibie' of 'leefgebied'. Je kunt dan zoeken bij het kopje 'Amfibieën' of bijvoorbeeld bij het tussenkopje 'Leefgebied kikkers' of 'Leefgebied amfibieën'. 

Slide 23 - Diapositive

Kun je alle informatie gebruiken?
Zorg dat je altijd kritisch bent over de informatie die je hebt gevonden. Je bekijkt of de informatie klopt en betrouwbaar is.

Let daarbij op de volgende dingen:
- Klopt de informatie met wat je al weet over dit onderwerp?
- Is de bron betrouwbaar? Is dit iemand die hier verstand van heeft?
- Is de tekst niet te oud?

Wikipedia is een online encyclopedie, die veel gebruikt wordt. Toch is deze site niet altijd betrouwbaar. Iedereen kan hier namelijk een artikel voor schrijven, dus je weet niet altijd zeker of het klopt.

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag!
Je gaat nu naar de portal om verder te werken aan de opdrachten. Ga naar:

- Trede 7: vertel het met woorden
- Lezen: test je tekst
- maak de vier opdrachten die je hier ziet

Slide 25 - Diapositive

Extra opdracht
Heb je tijd over of wil je extra uitdaging? Kies een van deze opdrachten:

1. Schrijf zelf een fantasieverhaal, waar je zo veel mogelijk signaalwoorden in gebruikt. Schrijf bijvoorbeeld je eigen sprookje!

2. Zoek informatie over een onderwerp waar je altijd al meer over hebt willen weten. Gebruik verschillende naslagwerken. 

Heb je deze opdracht gemaakt? Deel dit dan met mij!
Let op: niet verplicht!

Slide 26 - Diapositive

Goed bezig!
Dit was het voor deze week.

Heb je nog vragen? Stuur een mailtje, bericht in Hangout of stuur een uitnodiging in Meet.

Groetjes!

Slide 27 - Diapositive