Leesvaardigheid vwo 4

SE2: VT Tekstbegrip leesvaardigheid, 
100 minuten, percentage 10

 
• leerstof = Leesvaardigheid cursus 2 lezen par 1 t/m 4 Nieuw Nederlands

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

SE2: VT Tekstbegrip leesvaardigheid, 
100 minuten, percentage 10

 
• leerstof = Leesvaardigheid cursus 2 lezen par 1 t/m 4 Nieuw Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Er bestaan intens veel teksten!
Maar waarom is het dan überhaupt handig om tekstsoorten en de bijbehorende doelen te kennen?

Slide 2 - Diapositive

Bekijk het eens...
... in een andere context.

Slide 3 - Diapositive

Super Mario Bros
  • Computerspel
  • Soort: platformgame.
  • Doel platformgames: breng je poppetje van begin tot eind en overwin obstakels.
  • Als je weet wat voor soort game het is, weet je hoe je het moet doen, wat je kunt verwachten en wat het doel ervan is.

Slide 4 - Diapositive

Voor teksten geldt hetzelfde:

  • Herken je de tekstsoort, dan weet je wat het doel ervan is.
  • Herken je het doel, dan weet je wat de tekstsoort is.
  • Wat zijn de kenmerken van een tekstsoort?
    1) doel ervan;
    2) de stappen die in de tekst gezet worden om dat doel te bereiken;
    3) taalgebruik en taalmiddelen daarin.

Slide 5 - Diapositive

Tekstsoorten
Er bestaan tekstsoorten en tekstdoelen

  • Een tekst kan meerdere tekstdoelen hebben (bijvoorbeeld informeren en overtuigen); er zijn dan meer tekstsoorten daarin aan te wijzen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 12 - Question de remorquage

Geef voorbeelden van signaalwoorden

Slide 13 - Carte mentale


Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven aan voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 14 - Quiz

Signaalwoorden geven altijd een tekstverband aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Waaruit bestaat een inleiding in ieder geval?
A
aandacht trekken, onderwerp introduceren
B
deelonderwerpen, signaalwoorden, structurerende zinnen
C
deelonderwerpen, anekdote
D
inleiding, middenstuk, slot

Slide 16 - Quiz

Hoe worden alinea's met elkaar verbonden?
A
door structurerende zinnen
B
door witregels
C
door signaalwoorden
D
door deelonderwerpen

Slide 17 - Quiz

om, waarmee ,door middel van zijn signaalwoorden voor
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Doel/middel

Slide 18 - Quiz

De signaalwoorden want, omdat, daarom, immers en namelijk horen bij? (tekstverband)
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Vergelijkend
D
Tijdsvolgorde

Slide 19 - Quiz

Bij welk verband horen de signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 21 - Quiz


Bij welk verband passen de signaalwoorden: daardoor, doordat, zodat
A
Opsomming
B
Mening en argument
C
Oorzaak en gevolg
D
Voorbeeld

Slide 22 - Quiz


Bij welk verband passen de signaalwoorden: maar, toch, desondanks, hoewel, echter 
A
Oorzaak en gevolg
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 23 - Quiz


Welk verband geven deze signaalwoorden aan?

ten eerste, ten tweede, ook

A
voorbeeld
B
opsomming
C
volgorde van tijd
D
reden

Slide 24 - Quiz

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als: Ik vind …, Volgens ons …, Zij denkt dat …, De schrijver is van mening dat ..., Onze conclusie is …, Dus …, Daarom …, Kortom ….?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz


Hoeveel signaalwoorden staan er in de volgende zinnen?

De winkeleigenaar deed eerst het rolluik omhoog. Daarna opende hij de deur en vervolgens deed hij de deur open.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz

Met wat voor soort tekst zou jij iemand het beste kunnen informeren?
A
krantenartikel
B
column
C
betoog
D
beschouwing

Slide 27 - Quiz

Samengevat
  •  Een tekstsoort is een breed begrip: bijna alle communicatie kent een tekstsoort.
  • Een tekstdoel hangt hier nauw mee samen: ze hebben invloed op elkaar.
  • Jij moet dit weten, omdat het je veel informatie geeft voordat je een tekst überhaupt gaat lezen!

Slide 28 - Diapositive

Welke smiley drukt jouw gevoel over tekstsoorten nu het beste uit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Aan het werk 
Opdracht 1 : Tekstsoorten, p.10

Slide 30 - Diapositive

paragraaf 2: De column , p.53

Slide 31 - Diapositive

4V1

Slide 32 - Diapositive

Paragraaf 3: uiteenzetting, betoog en beschouwing-->opdracht 1

Slide 33 - Diapositive