Week 4 lesson 2 - compounds with some, any / gerund or infinitive

Welcome!
Telefoon in telefoontas
Kauwgum in de prullenbak
Zitten volgens plattegrond
Op tafel: schrift, pen, boeken (dicht), laptop (dicht)
Rustig wachten tot we beginnen

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome!
Telefoon in telefoontas
Kauwgum in de prullenbak
Zitten volgens plattegrond
Op tafel: schrift, pen, boeken (dicht), laptop (dicht)
Rustig wachten tot we beginnen

Slide 1 - Diapositive

Today's agenda: GRAMMAR
compounds with some and any

gerund or infinitive

Slide 2 - Diapositive

someone says something about a
A
thing
B
person
C
place

Slide 3 - Quiz

something says something about a
A
thing
B
person
C
place

Slide 4 - Quiz

somewhere says something about a
A
thing
B
person
C
place

Slide 5 - Quiz

SOME / ANY

SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
                                                                           Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
                                                                     Every day I buy some sweets in the canteen.
                                                           Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
                                                                        My brother can't eat any nuts, he's allergic.


Slide 6 - Diapositive

vraagzinnen
ontkennende zinnen  (not)
normale zinnen
vraag waarop je als antwoord 'ja' verwacht
SOME
ANY

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 9 - Diapositive

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 10 - Diapositive

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 11 - Quiz

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 12 - Quiz

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 13 - Quiz

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 14 - Quiz

compounds with some/any
compound = samenstelling 
E.G. something, anyone, somewhere

Hierbij gelden dezelfde regels als bij some/any.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld:
Is anybody there?
(vraag - dus any)

Is somebody there?
(je verwacht dat iemand 'ja' terugzegt, bijvoorbeeld omdat je iets hebt gehoord)

Slide 16 - Diapositive

Schrijf 2 voorbeeldzinnen waarbij je een compound met some EN een met any gebruikt

Slide 17 - Question ouverte

Gerund - infinitive
eerst kijken we het Stepping Stones filmpje

Slide 18 - Diapositive

Gerund (werkwoord + ing):

  1. werkwoord als zelfstandig naamwoord
Infinitive (to+hele ww) 

  1. na would like / would love

Slide 19 - Diapositive

Emily isn't interested in
... beach volleyball.
A
to play
B
playing

Slide 20 - Quiz

Oliver is looking forward to
... his friends on holiday.
A
seeing
B
see

Slide 21 - Quiz

We'd like ... to
Russia next year.
A
going
B
to go

Slide 22 - Quiz

This afternoon I'm looking forward to ..... the Cuban water ballet team.
A
seeing
B
see
C
to see

Slide 23 - Quiz

we / would like /
have a barbecue / today
timer
1:00

Slide 24 - Question ouverte

Gerund (werkwoord + ing):

  1. werkwoord als zelfstandig naamwoord
  2. na werkwoorden die aangeven dat je iets (niet) leuk vindt
Infinitive (to+hele ww) 

  1. na would like / would love
  2. na werkwoorden die een wens of gevoel uitdrukken

Slide 25 - Diapositive

I love ...... to this city
because it's so exciting!
A
came
B
coming
C
come
D
to come

Slide 26 - Quiz

I enjoy ..... the sport events, and so far I've seen a BMX competition and a boxing match.
A
watches
B
watch
C
watching
D
to watch

Slide 27 - Quiz

Ben / enjoy / see his friends
/ after school
timer
1:00

Slide 28 - Question ouverte

Anna and Charles hope ... to a festival this summer.
A
going
B
to go

Slide 29 - Quiz

Do you enjoy ... on a campsite?
A
staying
B
to stay

Slide 30 - Quiz

I want ... with my friends.
A
to spend time
B
spending time

Slide 31 - Quiz

I detest __ (wait) in line at the supermarket.

Slide 32 - Question ouverte

Gerund (werkwoord + ing):

  1. werkwoord als zelfstandig naamwoord
  2. na werkwoorden die aangeven dat je iets (niet) leuk vindt
  3. Na start / stop / continue / etc.
Infinitive (to+hele ww) 

  1. na would like / would love
  2. na werkwoorden die een wens of gevoel uitdrukken
  3. na werkwoorden die een bevel uitdrukken

Slide 33 - Diapositive

I've started ... at this school this year.
A
To work
B
Working

Slide 34 - Quiz

She continued ... about her accomplishments.
A
brags
B
to brag
C
bragging
D
to bragging

Slide 35 - Quiz

I demand ... dinner right now!
A
having
B
to have
C
have

Slide 36 - Quiz

You aren't allowed ... over that fence, kids!
A
jumping
B
jump
C
to jump

Slide 37 - Quiz

Gerund (werkwoord + ing):

  1. werkwoord als zelfstandig naamwoord
  2. na werkwoorden die aangeven dat je iets (niet) leuk vindt
  3. Na start / stop / continue / etc.
  4. Na voorzetsels
Infinitive (to+hele ww) 

  1. na would like / would love
  2. na werkwoorden die een wens of gevoel uitdrukken
  3. na werkwoorden die een bevel uitdrukken
  4. Na specifieke werkwoorden (decide, choose, learn, etc)

Slide 38 - Diapositive

they / decide / stay in a hotel /
last night
timer
1:00

Slide 39 - Question ouverte

This year I've decided .....
my cousins at the summer festival.
A
meet
B
meeting
C
to meet

Slide 40 - Quiz

"Did you manage ____ Jack yesterday?"
A
contacting
B
to contact

Slide 41 - Quiz

"The criminal refused _______ during the trial."
A
cooperating
B
to cooperate

Slide 42 - Quiz

Gerund (werkwoord + ing):

  1. werkwoord als zelfstandig naamwoord
  2. na werkwoorden die aangeven dat je iets (niet) leuk vindt
  3. Na start / stop / continue / etc.
  4. Na voorzetsels
  5. Na uitdrukkingen
  6. Na zintuiglijke werkwoorden
Infinitive (to+hele ww) 

  1. na would like / would love
  2. na werkwoorden die een wens of gevoel uitdrukken
  3. na werkwoorden die een bevel uitdrukken
  4. Na specifieke werkwoorden (decide, choose, learn, etc)
Remember + gerund = al gebeurd
Remember + infinitive = moet nog

Slide 43 - Diapositive

I don't mind ... up early.
A
to getting
B
to get
C
getting
D
gets

Slide 44 - Quiz

The film isn't worth ....
A
seeing
B
to see
C
to seeing
D
see

Slide 45 - Quiz

"Do you mind _____ quiet for a while? Because I really need to finish this assignment today."
A
being
B
to be

Slide 46 - Quiz

This topic about 'gerund' and 'infinitive' is clear to me now.
A
Yes, definitely
B
Yes, I think so...
C
No, I need some more explanation
D
No, but I only have to practice some more.

Slide 47 - Quiz

Time to practice
Stepping Stones online
chapter 1
paragraph E - writing and grammar
exercise 27-31

Slide 48 - Diapositive