zinsdelen; lijdend voorwerp (+pv, +ow, +gez)

Grammatica
Lijdend voorwerp
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Doelen


Je kunt
-de persoonsvorm
-het (werkwoordelijk) gezegde
-het onderwerp
-en het lijdend voorwerp in de zin vinden



Slide 2 - Diapositive

Even kort herhalen.

Slide 3 - Diapositive

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
persoonsvorm (pv) =?

Slide 4 - Question ouverte

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
onderwerp (ow)=?

Slide 5 - Question ouverte

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
gezegde (gez) =?

Slide 6 - Question ouverte

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
lijdend voorwerp (lv) =?

Slide 7 - Question ouverte

Mijn moeder heeft een taart gebakken

De antwoorden:


pv = heeft
ow = Mijn moeder

gez = heeft gebakken

lv = een taart


Slide 8 - Diapositive

Even oefenen

Slide 9 - Diapositive

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

Pv=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
D
de directeur

Slide 10 - Quiz

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

ow=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
D
de directeur

Slide 11 - Quiz

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

gez=?
A
de jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
D
de directeur

Slide 12 - Quiz

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

lv=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
D
de directeur

Slide 13 - Quiz

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
pv=?

Slide 14 - Question ouverte

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
ow=?

Slide 15 - Question ouverte

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
gez=?

Slide 16 - Question ouverte

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Slide 17 - Question ouverte

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
pv=?

Slide 18 - Question ouverte

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
ow=?

Slide 19 - Question ouverte

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
gez=?

Slide 20 - Question ouverte

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
lv=?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Lien

Nu kun je de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een zin vinden.
Toch?

Zo niet? Kom even langs voor hulp.

Slide 23 - Diapositive