Phrases apprendre 9

Ze zijn met de auto vertrokken.
  • Ze zijn vertrokken
  • Ils sont partis
  • met de auto.
  • en voiture.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Ze zijn met de auto vertrokken.
  • Ze zijn vertrokken
  • Ils sont partis
  • met de auto.
  • en voiture.

Slide 1 - Diapositive

Ze zijn met de auto vertrokken.

Ils sont partis en voiture.

Slide 2 - Diapositive

Ze zijn met de auto vertrokken.

Slide 3 - Question ouverte

Ik heb de trein naar Parijs genomen.
  • Ik heb genomen
  • J'ai pris
  • de trein
  • le train
  • naar Parijs.
  • a Paris.

Slide 4 - Diapositive

Ik heb de trein naar Parijs genomen.

J'ai pris le train à Paris.

Slide 5 - Diapositive

Ik heb de trein naar Parijs genomen.

Slide 6 - Question ouverte

Ik ben naar Parijs gegaan met mijn ouders.
  • Ik ben gegaan
  • Je suis allé
  • naar Parijs
  • à Paris
  • met mijn ouders.
  • avec mes parents.

Slide 7 - Diapositive

Ik ben naar Parijs gegaan met mijn ouders.

Je suis allé à Paris avec mes parents.

Slide 8 - Diapositive

Ik ben naar Parijs gegaan met mijn ouders.

Slide 9 - Question ouverte

Ik ben drie dagen in Parijs gebleven.
  • Ik ben gebleven
  • Je suis resté
  • drie dagen
  • trois jours
  • in Parijs.
  • à Paris.

Slide 10 - Diapositive

Ik ben drie dagen in Parijs gebleven.

Je suis resté trois jours à Paris.

Slide 11 - Diapositive

Ik ben drie dagen in Parijs gebleven.

Slide 12 - Question ouverte

Ik heb de Eiffeltoren bezocht.
  • Ik heb bezocht
  • J'ai visité
  • de Eiffeltoren.
  • la Tour Eiffel.

Slide 13 - Diapositive

Ik heb de Eiffeltoren bezocht.

J'ai visité la Tour Eiffel.

Slide 14 - Diapositive

Ik heb de Eiffeltoren bezocht.

Slide 15 - Question ouverte

We hebben gewinkeld in Parijs.
  • We hebben gewinkeld
  • Nous avons fait du shopping
  • in Parijs.
  • à Paris.

Slide 16 - Diapositive

We hebben gewinkeld in Parijs.

Nous avons fait du shopping à Paris.

Slide 17 - Diapositive

We hebben gewinkeld in Parijs.

Slide 18 - Question ouverte

Parijs is super!
  • Paris est super!

Slide 19 - Diapositive

Parijs is super!

Slide 20 - Question ouverte

Ik wil volgend jaar terugkomen.
  • Ik wil terugkomen
  • Je veux revenir
  • volgend jaar.
  • l'année prochaine.

Slide 21 - Diapositive

Ik wil volgend jaar terugkomen.

Je veux revenir l'année prochaine.

Slide 22 - Diapositive

Ik wil volgend jaar terugkomen.

Slide 23 - Question ouverte

Het was erg mooi weer in Parijs.
Il a fait très beau à Paris.

Slide 24 - Diapositive

Het was erg mooi weer in Parijs.

Slide 25 - Question ouverte