11 mei 2021 Ch5 gr C passé composé met être

Les devoirs 
Huiswerk voor deze les:
Maken: ex. 8, 10, 11
Leren voor MO: voca B
Herhalen: voca AE - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir
Huiswerk voor de volgende les:
Maken: ex. 13e
Leren voor MO: voca E
Herhalen voca AB - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir
Programme:
- MO's + antwoorden op bord
- Grammaire C
- Faire ex. 13, 14
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les devoirs 
Huiswerk voor deze les:
Maken: ex. 8, 10, 11
Leren voor MO: voca B
Herhalen: voca AE - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir
Huiswerk voor de volgende les:
Maken: ex. 13e
Leren voor MO: voca E
Herhalen voca AB - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir
Programme:
- MO's + antwoorden op bord
- Grammaire C
- Faire ex. 13, 14

Slide 1 - Diapositive

Klaar? Maak ex. 13cd

Slide 2 - Diapositive


  • Nakijken ex. 13cd
  • Uitleg grammaire C
  • Maken: ex. 13cdef, 14, (15*)
  • nakijken in de volgende les


  • Neem zelf grammaire C door
  • Maak zelf ex. 13cdef, 14, (15*)
  • nakijken in de volgende les


Klaar? 
- Verder werken in WB B: ex. 16b (online), 16d, 18, 19abc, 20, 21
- Leren voca ABE - grammaire C



< 6,5

> 6,5

timer
8:00

Slide 3 - Diapositive

Corriger ex. 13c

  1. présent
  2. passé composé
  3. passé composé
  4. présent
  5. présent
  6. passé composé 
Corriger ex. 13d

  1. fini - geïndigd
  2. tombé - gevallen
  3. allé - gegaan
  4. rougi - gebloosd
  5. resté - gebleven
  6. choisi - gekozen

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je nog over de passé composé?

Slide 5 - Carte mentale

Le passé composé
  • Chapitre 5: grammaire C + WB ex. 13, 14
  • Om te zeggen dat iets gebeurd is
  • Hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord:

  • Tu as dansé. (Jij hebt gedanst)
  • Il est allé. (Hij is gegaan)
  • Toch?

Slide 6 - Diapositive

Le passé composé
  • Tu as dansé. (Jij hebt gedanst)
  • Hulpww avoir "as"

  • Il est allé. (Hij is gegaan).
  • Hulpww être "est"

Slide 7 - Diapositive

Passé composé
  • Kan met hww avoir
  • Kan met hww être 

  • Meestal hetzelfde als in het NL
  • Ik heb gedanst - J'ai dansé
  • Zij hebben gegeten - Ils ont mangé

Slide 8 - Diapositive

faire ex. 13e
  • (1) Marc et ses parents __________ partis en vacances.
  • Vertaling: M. en zijn ouders zijn/hebben vertrokken op vakantie. 
  • NL = zijn, in het Frans ook
  • M. et ses parents = ils
  • dus: (ils) sont partis.

  • Van welk hele ww komt "partis"?
  • Partir                                                            Wat is hier het voltooid deelwoord van?
  • Partir - r = parti

Slide 9 - Diapositive

Passé composé
met être
  • Als de passé composé met être is, kun je een -e/-s achter het voltooid deelwoord krijgen
  • Denk aan bijv. nw.
  • Mnl ev = -      (il est allé)
  • Mnl mv = -s   (ils sont allés)
  • Vrl ev = -e       (elle est allée)
  • Vrl mv = -es    (elles sont allées

Slide 10 - Diapositive

faire ex. 13e (2 - 6)
  • (1) Marc et ses parents __________ partis en vacances.
  • Vertaling: M. en zijn ouders zijn/hebben vertrokken op vakantie. 
  • NL = zijn, in het Frans ook
  • M. et ses parents = ils
  • dus: (ils) sont partis
  • Klaar? maak ex. 13f, 14ab
timer
3:00

Slide 11 - Diapositive

Les devoirs 
Huiswerk voor de volgende les:
Maken: ex. 13cdef, 14
Leren voor MO: voca E
Herhalen voca AB - être, avoir, regelmatige ww op -er/-ir
Programme:
- MO's + antwoorden op bord
- Grammaire C
- Faire ex. 13, 14

Slide 12 - Diapositive