Adverbs of frequency

Bijwoorden van frequentie.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bijwoorden van frequentie.

Slide 1 - Diapositive

Vorige keer - Last time

Oefeningen: ook woorden zoals 'altijd', 'nooit' en 'vaak'. 
Dit zijn bijwoorden van frequentie
Zij zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt.

Slide 2 - Diapositive

Give some examples of adverbs of frequency.

Slide 3 - Carte mentale

Wat zijn bijwoorden van frequentie?
Het bijwoord van frequentie zegt iets over hoe vaak iets gebeurd.

Bijvoorbeeld: Ik heb gewoonlijk op vrijdag tennisles.
Example: I usually have tennis lessons on fridays.

Bijvoorbeeld: Ga je vaak uit?
Example: Do you often go out?


Slide 4 - Diapositive

Hoe werkt het? - How does it work?
Adverbs of frequency - Bijwoorden van frequentie
1. Komt direct voor het werkwoord, als er één werkwoord is.
Example: We always go to meetings. - We gaan altijd naar vergaderingen.

2. Komt direct na het eerste werkwoord als er meer dan één werkwoord is.
Example: I would never have done this. - Ik zou dit nooit gedaan hebben.

Slide 5 - Diapositive

We (a ) go (b) to meetings (c). Never


You (a) are (b) walking (c) so fast! Always

Slide 6 - Diapositive

Hoe werkt het? - How does it work?
Adverbs of frequency - Bijwoorden van frequentie
3. Komt na een vorm van 'to be'.
Example: He is often abroad. - Hij is vaak in het buitenland. 

4. Komt na het onderwerp in vragende zinnen.
Example: Do you often go out? - Ga je vaak uit?

Slide 7 - Diapositive

We (a) are (b) very busy (c) on Tuesdays. Usually


Does (a) she (b) use (c) her phone (d) while driving? Generally

Slide 8 - Diapositive

Meer voorbeelden - More examples
Wij krijgen nooit klachten. - We never get complaints.

Ik reis zelden met de trein. - I rarely travel by train. 

Praat jij altijd zo veel? - Do you always talk so much?

Slide 9 - Diapositive

Waar moet het bijwoord staan?

They (A) left (B) after (C) the party (D).

immediately
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 10 - Quiz

Waar moet het bijwoord staan?

I (D) get up (C) at (B) 7:30 am (A).

Usually
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quiz

Waar moet het bijwoord staan?

Do (B) you (D) get foreign (C) visitors (A) ?

often
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quiz

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

school - do - homework - always - my - I - after

Slide 13 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

have - dinner - sometimes - pizza - for - we

Slide 14 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

TV - always - English - they - watch - in

Slide 15 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

cleaned - usually - is - the office - day - every

Slide 16 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

stayed - we - at this resort - regularly

Slide 17 - Question ouverte

It's your turn.
Make a sentence witth the following adverbs:                                  Seldom
Occasionally     
Sometimes
Frequently
Never

Slide 18 - Diapositive

Make a sentence with seldom.

Slide 19 - Question ouverte

Make a sentence with occasionally.

Slide 20 - Question ouverte

Make a sentence with sometimes.

Slide 21 - Question ouverte

Make a sentence with frequently.

Slide 22 - Question ouverte

Make a sentence with never.

Slide 23 - Question ouverte

It's your turn.
Make a sentence witth the following adverbs:                                  Always
Rarely
Hardly ever
Normally
Often

Slide 24 - Diapositive

Evaluation: 
Bijwoorden van frequentie en onbepaalde tijd:
1. Komt direct voor het werkwoord, als er één werkwoord is.

2.  Komt direct na het eerste werkwoord als er meer dan één werkwoord is.

3. Komt na een vorm van 'to be'.

4. Komt na het onderwerp in vragende zinnen.

Slide 25 - Diapositive