les 11-9-2024 woordenboekgebruik

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch

Slide 1 - Diapositive

der Unterrichtsplan


Reader Schrijfvaardigheid:  Thema Schule F en G korrigieren

Erklärung: Wie benutzt man ein Wörterbuch = Hoe gebruikt men een woordenboek?  

Maak het oefenmateriaal dat door je docent is gegeven.
Boek Na klar:
Kap. 1 Lektion 3 Opg. 9 maken
Kap. 1 Lektion 4
Opg. 1 t/m 3 maken







 



 





Slide 2 - Diapositive

die Lernziele

- je kunt woorden in een woordenboek opzoeken. 

- je weet hoe je een aanhef in een zakelijke brief schrijft. 

 - je kunt vragen bij kijk en luisteropdrachten maken. 










Slide 3 - Diapositive

Schrijfvaardigheid   Thema: Schule


*F en G korrigieren

Slide 4 - Diapositive

Wörterbuch

Slide 5 - Diapositive

MEERDERE BETEKENISSEN

  • Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin!




Slide 6 - Diapositive

Moet je alles opzoeken?
Je hoeft niet altijd direct een woord op te zoeken:
Soms kun je het woord 'herkennen', bijvoorbeeld aan: de klank of omdat het op een Nederlands woord lijkt
Soms kun je de betekenis van een woord uit de context halen: Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich verirrt.



Slide 7 - Diapositive

Wie funktioniert das Wörterbuch?
1. Alfabet
2. Werkwoordsvormen
3. Meervoudsvormen
4. Samengestelde woorden 
5. Meerdere betekenissen



Slide 8 - Diapositive

Das Wörterbuch: werkwoorden
Het woordenboek laat nooit vervoegingen van werkwoorden zien!
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling en vorm van een werkwoord?
  • Je zoekt het hele werkwoord op in het woordenboek en past dan de werkwoordregels toe. (esttenten-regel en voltooid deelwoordregels)
  • Voorbeeld 'hij loopt': In het woordenboek vind je het hele werkwoord 'lopen' (= 'laufen').

Slide 9 - Diapositive

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
Het woordenboek kan op verschillende manieren laten zien of een woord een der, die, of das-woord is.
(Check vooraf goed hoe jouw woordenboek het doet!)

3 Opties:
Achter het woord staat m, v, of o  (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).
Achter het woord staat m, w, of s (männlich, weiblich, sächlich).
Achter het woord staat der, die of das.



Slide 10 - Diapositive

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
In het woordenboek staan géén meervoudsvormen. Je zoekt dus altijd naar een woord in het enkelvoud! 

bv: Väter     zoek je bij     Vater
      Menschen     zoek je bij     Mensch

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Das Wörterbuch: samengestelde woorden
De meesten samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling van een woord?
  • Het is belangrijk dat je de woorden waaruit het woord is opgebouwd uit elkaar kunt halen. Je zoekt dan de betekenissen van de losse woorden op en je vindt de betekenis van het samengestelde woord.
  • Haustür -> Haus + Tür = huisdeur of voordeur
  • Hundenrasse -> Hund + Rasse = hondenras (soort hond)

Slide 13 - Diapositive

Das Wörterbuch: meerdere betekenissen 

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin/context!

Slide 14 - Diapositive

Zusammengefasst...
In het woordenboek vind je:
  1. of een woord een der, die of das woord is
  2. alleen hele werkwoorden, geen vormen van een werkwoord
  3. alleen enkelvoud, geen meervoud
  4. alleen losse woorden, geen samengestelde woorden

Slide 15 - Diapositive

Hoe zoek je Großstädte op in het woordenboek?
A
Großstädte
B
Groß en Städte
C
Groß en Stadt
D
Groß en Stad

Slide 16 - Quiz

Hoe zoek je Entwicklungsländer op in het woordenboek
A
Entwicklungs Länder
B
Entwicklung en Land
C
Entwicklungsländer

Slide 17 - Quiz

Uit welke twee woorden bestaan het volgende samengestelde zelfstandig naamwoord: Polizeipraktikum

Slide 18 - Question ouverte

Zet in de goede alfabetische volgorde
Freispruch - freundlich - Frechheit - fressen freisprechen - freuen

Slide 19 - Question ouverte

Pak het woordenboek en zoek de eerste betekenis van dit woord op:
Einflüsse

Slide 20 - Question ouverte

Pak het woordenboek en zoek de eerste betekenis van dit woord op:
Gegenstand

Slide 21 - Question ouverte

Maak het oefenmateriaal dat door je docent is gegeven.
Boek Na klar:
Kap. 1 Lektion 3 Opg. 9 maken ( online met oortjes)




Kap. 1 Lektion 4
Opg. 1 t/m 3 maken (opg. 3 en 4 online met oortjes)

Slide 22 - Diapositive

Hausaufgaben: Boek Na klar:
Kap. 1 Lektion 3 Opg. 9 maken ( online met oortjes)
Kap. 1 Lektion 4
Opg. 1 t/m 3 maken (opg. 3 en 4 online met oortjes !) 

Leer Reader Examenidioom: G,H,I en K

Slide 23 - Diapositive