NE2 WW-spelling Her1

Herkansen werkwoordspelling
Waar denk je aan bij werkwoordspelling? Vul je gedachtes in op de volgende dia!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Herkansen werkwoordspelling
Waar denk je aan bij werkwoordspelling? Vul je gedachtes in op de volgende dia!

Slide 1 - Diapositive

Werkwoordspelling?

Slide 2 - Carte mentale

Stap voor stap
De belangrijkste regel voor de werkwoordspelling is dat je stap voor stap werkt. De eerste stap is dat je weet welke soort werkwoord je moet spellen.

Daarvoor is het van belang dat je de verschillende soorten werkwoorden goed uit elkaar kunt houden.

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel soorten werkwoorden moeten jullie kennen?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 4 - Quiz

5 soorten werkwoorden
1. infinitief / hele werkwoord (INF)
2. persoonsvorm (PV)
3. voltooid deelwoord (VD)
4. onvoltooid deelwoord (OD)
5. bijvoeglijk gebruikt vd of od (BN)

Slide 5 - Diapositive

5 soorten werkwoorden
1. INF = zoals in het woordenboek staat
2. PV = kun je van tijd veranderen
3. VD = heeft er een hulpwerkwoord bij (bijv. hebben of zijn)
4. OD = hele werkwoord + -d
5. BN = staat voor een zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
1. INF = lopen / smurfen
2. PV = (bijvoorbeeld) loopt / smurfte
3. VD = gelopen / gesmurft
4. OD = lopend / smurfend
5. BN = lopende / gesmurfte

Slide 7 - Diapositive

Wat is het VD van het werkwoord 'lopen'?

Slide 8 - Question ouverte

Antwoord
gelopen

Slide 9 - Diapositive

Wat is het OD van 'smurfen'?

Slide 10 - Question ouverte

Antwoord
smurfend
(hele werkwoord + d)

Slide 11 - Diapositive

Hoe weet je met welke soort je te maken hebt?
Tip: vervang het werkwoord door een variant van 'lopen' of 'smurfen'. Als het goed is hoor je dan vanzelf met welke soort je te maken hebt. 

Slide 12 - Diapositive

Sleepvraag
Er volgt zo een sleepvraag. Sleep de zinnen naar de juiste vorm. 

Slide 13 - Diapositive

INF
PV
VD
OD
BN
Ik hoor je graag zingen.
Wij wachten al zo lang.
Het pad is verbreed.
Het gestreste kind gilde hard. 
Hij zit te wachten op de bus.
Zingend en dansend ging ze door de kamer.
Relax je wel?

Slide 14 - Question de remorquage

Antwoorden
Ik hoor je graag zingen = INF
Wij wachten al zo lang = PV
Relax je wel? = PV
Het pad is verbreed = VD
Het gestreste kind gilde hard = BN
Hij zit te wachten op de bus = INF
Zingend en dansend ging ze door de kamer = OD





Slide 15 - Diapositive

Een OD eindigt altijd op een -d.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

WAAR
OD is het hele werkwoord +d
lopend, wandelend, zingend, dansend, lachend

Slide 17 - Diapositive

Een PV en een INF kunnen er hetzelfde uitzien.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

WAAR
Hij zit te wachten. (INF)
Wij wachten bij de bushalte. (PV)
Een PV is in het meervoud tt dezelfde vorm als de infinitief.

Slide 19 - Diapositive

Welke vragen heb je op dit moment over de werkwoordsoorten?

Slide 20 - Question ouverte