Mavo 3 chapitre 3 di 23-02-2021

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui

  • Révision    15'
  • Grammaire  10'
  • Les devoirs  10'
  • Au travail 10'
mardi
vingt-trois février

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les 
kun je de 'futur simple' herkennen en toepassen 
(= gramm. C)
Je hebt geoefend met vocabulaire.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Les devoirs
- Réviser: voc ABE (fn) + phrases (chapitre 3)

- Faire: exercices A t/m D (min. 60 %)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

J'ai ....... l'anglais à l'école primaire.
A
enseigner
B
utiliser
C
appris
D
s'habiller

Slide 7 - Quiz


A
la salle
B
la prof
C
l'étoile
D
le drapeau

Slide 8 - Quiz

Je suis ....... en chimie.
A
fort
B
marrant
C
interdit
D
partout

Slide 9 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
la physique
B
la matière
C
le cours
D
la mer

Slide 10 - Quiz

Tu vas envoyer ............?
A
une promenade
B
une lettre
C
un bruit
D
un peuple

Slide 11 - Quiz

Je ne peux pas venir.
Je suis .........
A
marrant
B
efficace
C
malade
D
tout à l'heure

Slide 12 - Quiz

C'est qui, ton prof principal?

Slide 13 - Question ouverte

Welk antwoord hoort bij de vraag:
"Tu es en quelle classe?"

Slide 14 - Question ouverte

Welk antwoord kun je geven op de vraag:"Quelle est ta matière préférée'?

Slide 15 - Question ouverte

Tu es fort(e) en quoi?

Slide 16 - Question ouverte

Qu'est-ce que tu n'aimes pas?

Slide 17 - Question ouverte

C'est interdit!
A
Het is gebruikelijk.
B
Het is toegestaan.
C
Het is verboden.
D
Het is wenselijk.

Slide 18 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
enseigner
B
choisir
C
vivre
D
partout

Slide 19 - Quiz

'à cause de' betekent ......
A
want
B
vanwege
C
straks
D
efficiënt

Slide 20 - Quiz

Le futur (bron C)
In het Frans kun je twee toekomende tijden onderscheiden:

Le futur proche ('nabije toekomst'): 
Je vais travailler (= Ik ga werken)

Le futur simple ('toekomst'): 
Je travaillerai (= Ik zal werken)

Slide 21 - Diapositive

Le futur simple
  • Om uit te leggen dat iets nog zal gaan gebeuren
  • In het Nederlandse gebruik je: zullen

       "Morgen zal ik pizza eten."
       "Demain je mangerai de la pizza".

Slide 22 - Diapositive

Le futur simple - stappenplan
regelmatige ww - er, - ir, - re
       1 - bepaal wat het hele werkwoord is
       2 - eindigt deze op een 'e' haal deze er dan af
       3 - plak de juiste uitgang van de 'futur' er achter
             (Dat zijn de uitgangen van het werkwoord 'avoir')
     

Slide 23 - Diapositive

Le futur simple - de uitgangen
Werkwoorden op ir        - op er                   -op re
Je               choisirai          mangerai             prendrai
Tu               choisiras         mangeras            prendras
Il/elle/on  choisira           mangera              prendra
Nous         choisirons      mangerons         prendrons
Vous          choisirez         mangerez           prendrez
Ils                choisiront      mangeront          prendront

Slide 24 - Diapositive

Le futur : onregelmatige ww.
Bij 6 werkwoorden is de stam (= het beginstuk) onregelmatig!
  • être (= zijn)   - je serai
  • avoir (= hebben)  - j'aurai
  • faire (= doen / maken) - je ferai
  • aller (= gaan) - j'irai
  • pouvoir (= kunnen) - je pourrai
  • voir (= zien) - je verrai
Tip!
Schrijf dit rijtje in je schrift als aantekening!

Slide 25 - Diapositive

4

Slide 26 - Vidéo

00:13
De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 27 - Quiz

00:55
Om de 'futur simple' te kunnen maken gebruik je de uitgangen van het werkwoord .......
A
être
B
aller
C
avoir
D
faire

Slide 28 - Quiz

01:15
Jij zal praten
A
Tu parleras
B
Tu parlera
C
Tu parlas
D
Tu parlerais

Slide 29 - Quiz

02:27
Hij zal gaan
A
Il allera
B
Il iras
C
Il va
D
Il ira

Slide 30 - Quiz

Au travail / les devoirs
  • herhaal grammaire C (tekstboek blz. 38
  • maak de opdrachten die horen bij bron E (digitaal)
  • Oefen de woordjes / zinnen van A, B en E met 'slim stampen' of Quizlet.

Slide 31 - Diapositive

oefenen met de werkwoorden 
(10 min)
ga naar :  www.verbuga.eu

Temps:  futur (simple)
Verbes irréguliers: aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir
Verbes réguliers: chercher, finir, vendre

Confirmer

Slide 32 - Diapositive

Vous avez des questions?

 *Questions sur le futur simple ?

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Lien

Wat heb je gehad aan deze les?

Slide 35 - Question ouverte

Lesdoelen
Aan het eind van deze les 
kun je de 'futur simple' herkennen en toepassen 
(= gramm. C)
Je hebt geoefend met vocabulaire.

Slide 36 - Diapositive

Waar wil je volgende les mee aan de slag?

Slide 37 - Question ouverte

Au revoir!!

Slide 38 - Diapositive