Klas 3 week 2 les 2 2022

Lesdoelen (buts)


Je leert woorden die te maken hebben met reizen en vervoer

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 3
Voca & Phrases-clés G
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen (buts)


Je leert woorden die te maken hebben met reizen en vervoer

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 3
Voca & Phrases-clés G
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- weet ik op welke plaats ik het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in de zin zet
- heb ik gewerkt aan de Tâche van chapitre 3 t.b.v. het portfolio



Slide 2 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
We gaan kijken naar een instructiefilmpje over de plaats van het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in de zin.

Maak aantekeningen!

Daarna gaan we het geleerde toepassen!

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Tu vois tes amis?
vervang 'tes amis'
A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 5 - Quiz

On vend la maison.
vervang 'la maison'
A
On la vend.
B
On le vend.
C
On les vend.
D
On vend la.

Slide 6 - Quiz

Elle étudie la carte routière.
vervang 'la carte routière'
A
Elle la étudie.
B
Elle l'étudie.
C
Elle le étudie.
D
Elle étudie le.

Slide 7 - Quiz

Je mange le chocolat.
A
Je l'mange.
B
Je la mange.
C
Le je mange.
D
Je le mange.

Slide 8 - Quiz

Je connais les filles.
A
Je le connais.
B
Je la connais.
C
Je l'connais
D
Je les connais.

Slide 9 - Quiz

Je mange une glace.
A
Je le mange.
B
Je la mange.
C
Je l'mange.
D
Je les mange.

Slide 10 - Quiz

J'ai rencontré le footballeur.
A
Je le ai rencontré.
B
Je la rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
Je les ai rencontré.

Slide 11 - Quiz

Je veux trouver mon agenda.
A
Je le veux trouver.
B
Je veux le trouver.
C
Le je veux trouver.
D
Je veux trouver le.

Slide 12 - Quiz

Il a raconté l'histoire.
A
Il la a raconté.
B
Il a la raconté.
C
Il l'a raconté.
D
Il a raconté la.

Slide 13 - Quiz

Tâche chapitre 3
Maak een keuze uit de twee opdrachten

Ga hier alvast mee aan de slag en lever de opdracht in 

Slide 14 - Diapositive

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 15 - Diapositive