Geschiedenis carnaval en vastenavond

Vastenavend 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisBasisschoolMBOGroep 5

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vastenavend 

Slide 1 - Diapositive

Carnaval

Slide 2 - Diapositive

Waar komt carnaval vandaan?
- ontstaan in de middeleeuwen in Italië
- katholiek feest 
- gevierd in het zuiden van Nederland
- feest van zotheid en uitbundigheid
- voorafgaand aan 40 dagen vasten
- na de vastentijd is het Pasen (eerste zondag na eerste volle maan van de lente)




Slide 3 - Diapositive

vastenavend/carnaval

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel dagen vasten zijn er na carnaval?
A
25
B
40
C
30
D
60

Slide 6 - Quiz

Waar wordt GEEN carnaval/vastenavend gevierd?
A
Tilburg
B
Maastricht
C
's Hertogenbosch
D
Groningen

Slide 7 - Quiz

zeulband 
dweilorkest

Slide 8 - Diapositive

De naam vastenavend? 
Fastel-avond; lente feest in Duitsland 
of
Vasten-avond: de avond voor het vasten, dinsdagavond 


Slide 9 - Diapositive

De naam carnaval?
De naam komt mogelijk van Carne Vale --> vaarwel vlees
of
Carrus navalis --> scheepswagen, vanwege de versierde wagens in de optocht

Slide 10 - Diapositive

Het Krabbegat 
- Meekrab --> plant --> rode kleurstof--> vroeger verbouwd in B.o.Z
- Krab als symbool; BOZ lag aan de Oosterschelde 
- Krab; eigenzinnig, dwarslopen; eigenschappen Bergenaar. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Tullepetaonestad
- Afkomstig van het Franse woord voor parelhoen 
"Poelepetaat"
- Parelhoenders zijn kleurrijk en kunnen behoorlijk krijsen en tekeergaan, net als Roosendalers met carnaval

Slide 14 - Diapositive

kleding BoZ

kleding Roosendaal

Slide 15 - Diapositive

wie is wie met carnaval?

Slide 16 - Diapositive

Wat betekent carne vale?
A
Mooie wagen
B
Vaarwel vlees
C
Samen feesten
D
Allemaal vasten

Slide 17 - Quiz

De Bergse prins
- Aanvoerder van de leut
- Heerser van het krabbegat 
- Een gouden krab, olifantenhaar
- Zuidwester met veer

Slide 18 - Diapositive

De nar
- Verantwoordelijk voor vermaak 
- Maakt veel grappen 
- Gaat tegen regels in 


Slide 19 - Diapositive

Grootste boer

- Begeleidt prins en zijn gevolg
- Burgemeester  tijdens carnaval




Slide 20 - Diapositive

Steketee 
- Politieagent 
- Maakt de weg vrij 
- Op een leutige manier

Slide 21 - Diapositive

De Roosendaalse Prins/Nar/Sjampetter
Prins ( Hoogheid – Oòg’eid – Priens)
Nar
Sjampetter
De functionarissen gaan voorop in het uitdragen van het feest!
Prins draagt steek met fazantveren
Laatste dag carnaval geeft hij zijn veren weg



Slide 22 - Diapositive

Boerenraad 
Roosendaal heeft een boerenraad
de prins, nar en sjampetter horen ook bij de raad.

Slide 23 - Diapositive

Optocht 
Intocht (en optocht)

Slide 24 - Diapositive

Motto
Roosendaal
ieder jaar een nieuw motto van 11 letters

Slide 25 - Diapositive

Motto 
Bergen op Zoom

Slide 26 - Diapositive

motto Roosendaal
motto Bergen op Zoom

Slide 27 - Diapositive

Wat is het motto van Bergen op Zoom dit jaar?
A
Ier op safari
B
agge mar leut et
C
Kopke 'n onder in de leut
D
Krabben naar de zee

Slide 28 - Quiz

Hoe heet Roosendaal met Carnaval?
A
Tuppeletoanestad
B
Krabbegat
C
Krabbestad
D
Tullepetaonestad

Slide 29 - Quiz


A
Dit beeld staat in Roosendaal
B
Dit beeld staat in Bergen op Zoom
C
Dit beeld staat in Breda
D
Dit beeld staat in Hoogerheide

Slide 30 - Quiz


A
Deze kerk staat in Roosendaal
B
Deze kerk staat in Breda
C
Deze kerk staat in Bergen op Zoom
D
Deze kerk staat in Hoogerheide

Slide 31 - Quiz

De boerenzakdoek hoort bij
A
Bergen
B
Roosendaal

Slide 32 - Quiz

Wat is de naam van de politieagent in Bergen?
A
Stiekje
B
Stompie
C
Steketee
D
Sjampetter

Slide 33 - Quiz

Wanneer is het carnaval dit jaar?
A
1-4 maart
B
1-5 april
C
4 en 5 maart
D
30 en 31 februari

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Roosendaols lieke
Kend’n kloek meej pielekes, tiete, jonge krielekes?
Sperrewepse, aaiemaaie, Spaonse naaiers, klokkebaaie?
Witte gij wa butse zijn, en wad aoremutse zijn?
Stikkebezies, figelette, stiekeballe en verkette?
Kende lijvet en ’n klak, piestelees en pletse?
Waarde vroeger ok ’n brak? Reede gère schètse?
Luste gij n’n brok, n’n daol en hechte boeremikke?
Dan zijde gij van Roosendaol, dan zijde net as ikke.

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

De grootste boer hoort bij :
A
Tullepetaonestad
B
Krabbegat

Slide 40 - Quiz