GT4 Grammar E theme 2

Grammar E
- the Future

- Word Order
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammar E
- the Future

- Word Order

Slide 1 - Diapositive

the Future

Slide 2 - Diapositive

to be going to + hele werkwoord
- als iemand in de toekomst iets van plan is of bij een voorspelling waar je WEL bewijs voor hebt.

We are going to go to the zoo on friday.
Is Jennifer going to win the game?
Look at his broken ankle, he isn't going to run away.

Slide 3 - Diapositive

Will + Hele Werkwoord
- om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigingen, besluiten en voorspellingen waarbij je GEEN bewijs hebt

They will build the new courthouse.
Suzanne won't win the lottery.
Will the  bar close early tonight?

Slide 4 - Diapositive

Present Continuous: to be + hele werkwoord + -ing
- afspraken in de toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat.

He is playing soccer from 1 till 3.
They aren't playing tennis on sunday.

Slide 5 - Diapositive

Present Simple
- tijden volgens een vast schema (Feiten)

The train leaves at 2 o'clock.

Slide 6 - Diapositive

He ..... (to discuss) it during the meeting tomorrow.

Slide 7 - Question ouverte

I ..... (to choose) to get out of bed at eight o'clock every morning next week.

Slide 8 - Question ouverte

As soon as I feel better, I ..... (to work) again.

Slide 9 - Question ouverte

You know what? I ..... (to send) him a postcard right now!

Slide 10 - Question ouverte

Perhaps it ..... (to rain, ontkennend) tomorrow, so we can take the bike instead of the car.

Slide 11 - Question ouverte

I ..... (to travel) to Spain as soon as I earned enough money.

Slide 12 - Question ouverte

will + hele ww
to be going to + hele ww
present continuous
present simple
om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigingen, besluiten en voorspellingen waarbij je GEEN bewijs hebt
als iemand in de toekomst iets van plan is of bij een voorspelling waar je WEL bewijs voor hebt.

afspraken in de toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat.

tijden volgens een vast schema

Slide 13 - Question de remorquage

Word Order

Slide 14 - Diapositive

Wie doet wat waar wanneer?
             O              ww              lv             plaats                    tijd

Slide 15 - Diapositive

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 16 - Diapositive

Stap 1?
A
werkwoorden
B
tijd
C
onderwerp
D
plaats

Slide 17 - Quiz

Stap 2?
A
werkwoorden
B
onderwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 18 - Quiz

Stap 3?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 19 - Quiz

Stap 4?
A
plaats
B
werkwoorden
C
onderwerp
D
tijd

Slide 20 - Quiz

stap 5?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
tijd
D
werkwoorden

Slide 21 - Quiz

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Vidéo

TIP!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten a lot of fries yesterday.

Slide 25 - Diapositive

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 26 - Question ouverte

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 27 - Question ouverte

Wat nu?
Opdrachten in werkboek maken -> Huiswerk

Slide 28 - Diapositive