DEEL 3 les 18: klinkerbotsing

DEEL 3 LES 18 Klinkerbotsing
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

DEEL 3 LES 18 Klinkerbotsing

Slide 1 - Diapositive

Klinkerbotsing
In deze les leer je:


- wat klinkerbotsing is
- wanneer klinkers botsen
- hoe je dit kunt oplossen

Slide 2 - Diapositive

Klinkers
Onze taal bestaat uit klanken die we klinkers en medeklinkers noemen. De klinkers zijn: a - e - i - o - u
Deze klinkers kunnen naast elkaar in een woord staan, dat noemen we klinkerbotsing. Bij klinkerbotsing kan het zo zijn dat 2 klinkers samen een nieuwe klank vormen.
Dat noemen we een dubbelklank!

Slide 3 - Diapositive

Welke klanken zijn klinkers?
A
b - d - f - k - l
B
a - e - i - o - u

Slide 4 - Quiz

Dubbelklanken
- Sommige klinkers die botsen maken samen een nieuwe klank.
Bijvoorbeeld: o + u wordt  - ou - .
Dit noemen we dubbelklanken      
aa - oo - ee - uu - au - ou - oe -eu -ei - ie - ui, maar ook  ai - oi -ae
- Niet alle klinkers die botsen vormen samen een nieuwe klank.
Bijvoorbeeld: o + a
 





Slide 5 - Diapositive

Welke klank is een dubbelklank?
A
ou
B
ea
C
ao
D
io

Slide 6 - Quiz

Welke klank is geen dubbelklank?
A
ou
B
uu
C
eu
D
io

Slide 7 - Quiz

Welke klanken zijn dubbelklanken?
A
ua - ia - oa
B
ei - uu - ou

Slide 8 - Quiz

Welke klanken zijn geen dubbelklanken?
A
ua-ia-oa
B
ui - au - oi

Slide 9 - Quiz

Trema
- Als twee klinkers in een woord botsen, gebruik je een trema om aan te geven dat je de losse klanken bedoelt, in plaats van de dubbelklank. Dus niet ruine, maar rne.
- Als bij klinkerbotsing de klinkers geen dubbelklank worden en je de klinkers blijft uitspreken als losse klanken, dan is er geen trema nodig. Chaos heeft dus geen trema nodig.


Slide 10 - Diapositive

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
A
ruine
B
ruïne

Slide 11 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling

A
chaos
B
chaös

Slide 12 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
A
pinguin
B
pinguïn

Slide 13 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
A
patient
B
patiënt

Slide 14 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
A
poezie
B
poëzie

Slide 15 - Quiz

Koppelteken
Klinkerbotsing in een samenstelling?
Soms ontstaat er klinkerbotsing wanneer je twee woorden aan elkaar plakt. Gebruik dan een koppelteken (streepje) om de 2 losse woorden aan elkaar te plakken. 
mee + eter = mee-eter
live + uitzending = live-uitzending
kiwi + oogst = kiwioogst (géén klinkerbotsing!!)



Slide 16 - Diapositive

Kies de juiste spelling
zee+egel
A
zeeegel
B
zee-egel

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste spelling
hockey+elftal
A
hockeyelftal
B
hockey-elftal

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste spelling
auto+ongeluk
A
autoongeluk
B
auto-ongeluk

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste spelling
auto+alarm
A
auto-alarm
B
autoalarm

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste spelling
ASO+examen
A
ASO-examen
B
ASOexamen

Slide 21 - Quiz

Klinkerbotsing bij extra letters voor of achter een woord

Soms ontstaat er klinkerbotsing doordat je een kort stukje voor of achter (voor- en/of achtervoegsel) een woord plakt. Dan gebruik je geen streepje, maar een trema.
ge + etter = geëtter
kano + en = kanoën

Slide 22 - Diapositive

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
ge+upload






A
geupload
B
geüpload

Slide 23 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
ge+informeerd
A
geinformeerd
B
geïnformeerd

Slide 24 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling
kano+en

A
kanoen
B
kanoën

Slide 25 - Quiz

Losse klanken of dubbelklank?
Kies de juiste spelling?
twee+en
A
tweeen
B
tweeën

Slide 26 - Quiz

Klinkerbotsing: trema of koppelteken?

- Bij samenstellingen gebruik je een koppelteken.
live+uitzending = live-uitzending
- Binnen in een grondwoord gebruik je een trema.
ruïne
- Bij losse letters voor of achter een grondwoord gebruik je ook een trema.
ge + erfd = geërfd
kano + en = kanoën



Slide 27 - Diapositive

Trema of koppelteken?
Kies de juiste spelling
radio+uitzending
A
radiouitzending
B
radio-uitzending
C
radioüitzending

Slide 28 - Quiz

Trema of koppelteken?
Kies de juiste spelling
re+unie
A
reunie
B
reünie
C
re-unie

Slide 29 - Quiz

Trema of koppelteken?
Kies de juiste spelling
kano+en
A
kanoën
B
kanoen
C
kano-en

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste spelling
be+eindigd
A
be-eindigd
B
beëindigd
C
beeindigd

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Even checken!
Samenstellingen: koppelteken

autoalarm (losse klanken worden geen dubbelklank)

video-opname (losse klanken worden een dubbelklank)

Slide 33 - Diapositive

Even checken!
Binnen een grondwoord: trema

rne (losse klanken worden een dubbelklank)
chaos (losse klanken worden geen dubbelklank)

Slide 34 - Diapositive

Even checken!
Woordje ervoor of erachter: trema

knin (losse klanken worden een dubbelklank)
gpload (losse klanken worden een dubbelklank)

Let op: het trema komt altijd na de plaats waar je het woord hakt.

Slide 35 - Diapositive




Vragen?

Slide 36 - Diapositive