4 vwo les 25 maart economie 2.5 - 2.11

Wat doen we vandaag?
We kijken 2.5 t/m 2.8 na en er komt uitleg over de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. Neem je boek erbij!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat doen we vandaag?
We kijken 2.5 t/m 2.8 na en er komt uitleg over de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. Neem je boek erbij!

Slide 1 - Diapositive

collectieve vraaglijn
We hadden Sanne en Ilse.
Ilse heeft een hogere betalingsbereidheid dan Sanne. Na een prijs van 80 euro wil Sanne het product niet meer kopen. Dit heeft ook gevolgen voor de collectieve vraaglijn. Kijk maar!
Boven de 80 euro zal alleen Ilse het product kopen vandaar P>80

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

par. 2.2.
Je krijgt nu uitleg over paragraaf 2.2. Er zitten een aantal vragen tussen die je moet maken om te oefenen met de stof!
Ik kan zien of je ze gemaakt het!!!

Slide 6 - Diapositive

Prijselasticiteit


De prijselasticiteit zegt iets over hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op een daling of stijging van de prijs.

Slide 7 - Diapositive

Elastisch

Iets is (prijs)elastisch als de vraag sterk  reageert op een verandering van de prijs.

Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% stijgen.


Slide 8 - Diapositive

Inelastisch

Iets is (prijs)inelastisch als de vraag niet sterk  reageert op een verandering van de prijs.

Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% stijgen.


Slide 9 - Diapositive

Er is sprake van een elastisch vraag. De prijs stijgt met 2%. De vraag zal...
A
met meer dan 2% dalen
B
met minder dan 2% dalen
C
met meer dan 2% stijgen
D
met minder dan 2% stijgen

Slide 10 - Quiz

Berekening prijselasticiteit

De prijselasticiteit kun je als volgt berekenen:


                    


Ev tussen 0 en -1: inelastisch

Ev kleiner dan -1: elastisch


Slide 11 - Diapositive

De prijs daalt met 10% en
hierdoor stijgt de vraag met 20%.
Hoe groot is de elasticiteit
en is dit elastisch of inelastisch?
A
Ev = -2 Inelastisch
B
Ev = -2 Elastisch
C
Ev = -0,5 Inelastisch
D
Ev = -0,5 Elastisch

Slide 12 - Quiz

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



Ev = 20% / - 10% = -2

Dit is kleiner dan -1, dus elastisch

Slide 13 - Diapositive

De prijs stijgt met 10%. Verder is gegeven dat de elasticiteit -1 is.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Daalt met 1%
B
Daalt met 10%
C
Stijgt met 10%
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 14 - Quiz

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



- 1 = proc. ver. Qv / 10%

procentuele verandering vraag = -1 x 10% = - 10%


Slide 15 - Diapositive

Stel, de prijs daalt met 5%.
De elasticiteit is -2.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Stijgt met 10%
B
Stijgt met 2,5%
C
Daalt met 2,5%
D
Daalt met 10%

Slide 16 - Quiz

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



- 2 = proc. ver. Qv / - 5%

procentuele verandering vraag = -2 x - 5% = 10%


Slide 17 - Diapositive

Er is sprake van een inelastische vraag. Gegeven is verder dat de prijs daalt.
Wat zal er met de vraag gebeuren?
A
De vraag zal met een groter percentage dalen dan de prijs.
B
De vraag zal met een kleiner percentage dalen dan de prijs.
C
De vraag zal met een groter percentage stijgen dan dat de prijs daalt.
D
De vraag zal met een kleiner percentage stijgen dan dat de prijs daalt.

Slide 18 - Quiz

Uitleg
Bij een inelastische vraag, zal de procentuele verandering van de vraag kleiner zijn dan de procentuele verandering van de prijs. Als de prijs dus daalt, zal de procentuele stijging van de vraag dus kleiner zijn dan de procentuele daling van de prijs.

Slide 19 - Diapositive

De elasticiteit is -3. De gevraagde hoeveelheid is met 15% gestegen. Met hoeveel is de prijs gedaald?
A
3%
B
5%
C
15%
D
45%

Slide 20 - Quiz

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



- 3 = 15 / procentuele verandering van de prijs

procentuele verandering prijs = 15% / - 3 = - 5%

(Dus met 5 % gedaald.)


Slide 21 - Diapositive

Prijselasticiteit via vraagfunctie
Als je een vraagfunctie hebt en er is een (prijs)verandering gegeven, kun je ook op die manier de prijselasticiteit berekenen. Je moet dan eerst de procentuele verandering van prijs en gevraagde hoeveelheid berekenen.

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld

De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -10p + 500

De prijs stijgt van 10 naar 15.

Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?



Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld: uitwerking

Slide 24 - Diapositive

Extra oefening

De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -2p + 100

De prijs stijgt van 10 naar 11. Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit? Neem daarvoor eerst  onderstaande tabel over en vul deze in.


Slide 25 - Diapositive

Extra oefening: antwoord

De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -2p + 100

De prijs stijgt van 10 naar 11. Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?


Slide 26 - Diapositive

Qv = -50p + 1.000
De prijs stijgt van 4 naar 5
Hoe groot is de prijselasticiteit?

Slide 27 - Question ouverte

De elasticiteit is -2. De prijs daalt met 10%. De oude hoeveelheid was 20.000 Hoeveel wordt de hoeveelheid nu?
A
16.000
B
18.000
C
22.000
D
24.000

Slide 28 - Quiz

De elasticiteit is -0,5. De hoeveelheid is gestegen met 10%. De oude prijs was € 25. Wat is de prijs nu?
A
€ 20
B
€ 23,75
C
€ 27,50
D
€ 30

Slide 29 - Quiz

De elasticiteit is -0,2.
De prijs is gedaald met 5%.
De nieuwe hoeveelheid is 1000.
Hoe groot was de oude hoeveelheid?
A
precies 950
B
952
C
precies 900
D
990

Slide 30 - Quiz

Omzet was € 10.000
Oude prijs was € 5; prijs is gedaald met 10%
Elasticiteit is -4
Hoeveel bedraagt de nieuwe omzet?
A
€ 9.000
B
€ 12.500
C
€ 12.600
D
€ 14.000

Slide 31 - Quiz

Aan de slag met de stof.
maak nu opdracht 2.9 t/m 2.12

Slide 32 - Diapositive