Biotische factoren= invloed van andere organismen op een organisme. Vb:
Concurrenten
Voedsel
Predatoren
Ziekteverwekkers
Enz...
Abiotische factoren: invloed van de niet-levende natuur op een organisme. Vb:
Water
Wind
Zon
Aarde
Zoutgehalte
Enz..
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Tolerantiegrenzen
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Welke curve is de blauwe reiger?
Slide 16 - Diapositive
Welke curve was de Blauwe reiger?
A
grafiek Q
B
grafiek P
Slide 17 - Quiz
Geef je antwoord op de volgende slide
Slide 18 - Diapositive
Geef hier je antwoord van de vorige slide
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 19 - Quiz
Op de X-as van deze grafiek wordt de vochtigheid van de grond weergeven. Op de Y-as zie je de overlevingskansen van de verschillende planten soorten a, b, c en d
Welke van de uitspraken is niet waar.
A
Binnen de tolerantie grenzen van c komen soort d en b ook voor.
B
Soort b heeft een grotere tolerantiegrens en is daarom beter bestand tegen schommelingen
C
Soort a en c komen niet naast elkaar voor in een gebied.
D
Bij de optimum waarde van a kunnen soorten b, c en d niet overleven.
Slide 20 - Quiz
Habitat
de levensomgeving van plant /schimmel /dier/bacterie.
Bij planten ook standplaats genoemt ipv habitat.
plaats = de plek in een ecosysteem waar je een organisme leeft
Slide 21 - Diapositive
Niche
Soorten kunnen (gedeeltelijk) dezelfde habitat hebben.
Dit kan omdat ze een verschillende rol of functie hebben
de rol of functie van een organisme noemen we Niche
gaat over de interactie van de soort met het ecosysteem.
Bijv.:
de rol van een boomsoort is het geven beschutting, nestgelegenheid, schaduw en voedselbron zijn.
Slide 22 - Diapositive
Verschil habitat - niche
habitat is het "adres"
niche het "beroep"
Slide 23 - Diapositive
Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Vidéo
Huiswerk
maak van bs 6.3 de opdrachten 24 t/m 39
Kies je eigen leerroute!
Slide 26 - Diapositive
Bs 6.4: relaties tussen soorten
Slide 27 - Diapositive
Leerdoel:
Je leert hoe de omgeving bepaalt welke soorten er kunnen leven.
Je leert welke voedselrelaties er tussen organismen bestaan.
Je leert welke langdurige relaties er tussen organismen bestaan.
Slide 28 - Diapositive
Predator-prooirelatie
Carnivoren
Herbivoren
Omnivoren
Predatoren: soorten die op andere soorten bouwen voor hun energievoorziening. (OOK herbivoren)
Slide 29 - Diapositive
De grenzen zijn vaak vaag..
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Predator-prooirelatie
Slide 32 - Diapositive
Er zijn altijd meer predatoren dan prooien in een predator-prooirelatie.
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Diapositive
Wie zijn de consumenten van de 2e orde?
A
leeuw, aap, lynx, jaguar
B
jaguar, gier, das, slang
C
giraffe, neushoorn, sprinkhaan, muis
D
hert, slang, vogel, neushoorn
Slide 35 - Quiz
Wat zijn consumenten van de 3e orde?
A
leeuw, jaguar, gier, das
B
gier, das, jaguar, slang
C
slang, gier, das, jaguar
D
hert, lynx, muis, kip
Slide 36 - Quiz
Verstoorde voedselketens
Ziektes
Gif
Slide 37 - Diapositive
Accumulatie
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Epifyten
Slide 43 - Diapositive
Dit is een voorbeeld van..
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 44 - Quiz
Dit is een voorbeeld van...
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 45 - Quiz
Dit is een voorbeeld van...
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 46 - Quiz
Je kunt nu...
beschrijven hoe de omgeving bepaalt welke soorten er kunnen leven.
beschrijven welke voedselrelaties er tussen organismen bestaan.
beschrijven welke langdurige relaties er tussen organismen bestaan.