G4a sommige/sommigen

blz. 273
Klas 2

Meervouds-n bij verwijzingen
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

blz. 273
Klas 2

Meervouds-n bij verwijzingen

Slide 1 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzingen
alle/ allen - beide/ beiden - sommige/ sommigen - andere/ anderen
ZONDER -n als:
- er een ZN achter staat
- persoon waarnaar wordt verwezen staat in zelfde zin
- verwijst niet naar personen ( zelfstandig gebruikt)

Slide 2 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzingen
alle/ allen - beide/ beiden - sommige/ sommigen - andere/ anderen
MET-n als:
- zelfstandig gebruikt + verwijst naar personen

Slide 3 - Diapositive

1. Het huis van de buren staat te koop. Er zullen dus op termijn andere/anderen bewoners komen. 

Slide 4 - Diapositive

1. Het huis van de buren staat te koop. Er zullen dus op termijn andere/anderen bewoners komen. 
Checklist: zelfstandig wie wat? bijvoeglijk? verwijzing? 
-Andere(n) staat voor een zelfstandig naamwoord (bewoners)    -Andere(n) wordt dus bijvoeglijk gebruikt 
-Zowel personen als dieren en dingen krijgen dan  -E als uitgang
1. Het huis van de buren staat te koop. Er zullen dus op termijn andere bewoners komen. 

Slide 5 - Diapositive

2. Mijn nieuwe auto moet zuiniger zijn dan die van andere/anderen.

Slide 6 - Diapositive

2. Mijn nieuwe auto moet zuiniger zijn dan die van andere/anderen.
Checklist: zelfstandig wie wat? bijvoeglijk? verwijzing? 
-Er staat geen woord in de zin waar andere(n) naar verwijst
-Andere(n) wordt zelfstandig gebruikt en gaat over personen      -Personen krijgen dan -EN als uitgang

2. Mijn nieuwe auto moet zuiniger zijn dan die van anderen.

Slide 7 - Diapositive

Je moet beide/ beiden handen aan het stuur houden.
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quiz

Je moet alle/ allen zinnen met een hoofdletter beginnen.
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quiz

Door de vele/ velen fouten kreeg hij een onvoldoende.
A
vele
B
velen

Slide 10 - Quiz

Schrijf tien zinnen. Ze moeten alle/ allen met een hoofdletter beginnen.
A
alle
B
allen

Slide 11 - Quiz

Wij hebben tien docenten. Op de vergadering komen ze alle/ allen bijeen.
A
alle
B
allen

Slide 12 - Quiz

Ik vind van planten leuk dat sommige/ sommigen met de zon meedraaien.
A
sommige
B
sommigen

Slide 13 - Quiz

Enkele/ enkelen hebben vragen gesteld.
A
enkele
B
enkelen

Slide 14 - Quiz

Enkele/ enkelen hebben vragen gesteld.
A
enkele
B
enkelen

Slide 15 - Quiz