Herhaling Ademhaling en Vertering (Thema 1 en 2)

Herhaling Ademhaling en Vertering
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Ademhaling en Vertering

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
In deze les ga je jouw kennis toetsen die je bij het bestuderen van thema 1 en 2 hebt opgedaan. Je beantwoord vragen die aansluiten bij de leerdoelen. Bij elke vraag staat welke basisstof erbij hoort. Voor de vragen die nog niet zo goed lukten, kun je na afloop de theorie er makkelijk bij zoeken. 

Slide 2 - Diapositive

Welke stoffen heeft een plant nodig voor de fotosynthese?
(1.1 Stofwisseling)



A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Water
D
Zuurstof

Slide 3 - Quiz

Welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
(1.1 Stofwisseling)
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Water
D
Zuurstof

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er in de mitochondriën van een cel?
(1.1 Stofwisseling)
A
Afbraak van glucose
B
Aanmaken van glucose
C
Verbranding
D
Fotosynthese

Slide 5 - Quiz

Wat kun je zeggen over de spiercellen van mensen die veel sporten vergeleken met die van mensen die weinig sporten?
(1.1 Stofwisseling)
A
Ze bevatten meer mitochondriën
B
Ze bevatten minder mitochondriën
C
Ze bevatten evenveel mitochondriën
D
Ze bevatten geen mitochondriën

Slide 6 - Quiz

Wanneer vindt in je lichaam de meeste verbranding plaats?
(1.2 Verbranding)
A
Als je net gegeten hebt
B
Als je actief bent
C
Als je net wakker bent
D
Als je slaapt

Slide 7 - Quiz

Wanneer vindt in plantaardige cellen verbranding plaats?
(1.2 Verbranding)
A
Nooit
B
Alleen overdag
C
Alleen 's nachts
D
Overdag en 's nachts

Slide 8 - Quiz

In reageerbuis 1 zit water met daarin een waterplant. In reageerbuis 2 zit water met daarin watervlooien. In welke buis/buizen wordt glucose gemaakt?
(1.2 Verbranding)
A
Aleen in buis 1
B
Alleen in buis 2
C
In allebei de buizen
D
In geen van de buizen

Slide 9 - Quiz

In reageerbuis 1 zit water met daarin een waterplant. In reageerbuis 2 zit water met daarin watervlooien. In welke buis/buizen wordt glucose verbruikt?
(1.2 Verbranding)
A
Alleen in buis 1
B
Alleen in buis 2
C
In allebei de buizen
D
In geen van de buizen

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van de bronchiën?
(1.3 Het ademhalingsstelsel)
A
Lucht naar de bronchiën vervoeren en terug
B
Lucht naar de luchtpijptakjes vervoeren en terug
C
Zuurstof en koolstofdioxide uitwisselen met het bloed
D
De luchtpijptakjes beschermen tegen bacteriën en virussen

Slide 11 - Quiz

Je ademt uit. Welk deel van het ademhalingsstelsel passeert de lucht als eerste?
(1.3 Het ademhalingsstelsel)
A
Bronchiën
B
Luchtpijptakjes
C
Neusholte
D
Longblaasjes

Slide 12 - Quiz

Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling. Waarom kan het soms toch effectiever zijn om via je mond adem te halen?
(1.3 Het ademhalingsstelsel)

Slide 13 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld met het begrip 'gaswisseling'?
(1.4 Ademhalen)
A
Het afbreken van glucose
B
Het omzetten van stoffen in andere stoffen
C
Het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
Het maken van zuurstof dmv fotosynthese

Slide 14 - Quiz

Bij buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Als het middenrif omlaag beweegt...
(1.4 Ademhalen)
A
Stroomt er lucht van buiten naar binnen
B
Stroomt er lucht van binnen naar buiten
C
Ademen we uit
D
Ademen we in

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste dat je kunt doen om je luchtwegen gezond te houden?
(1.5 Gezonde luchtwegen)
A
Ventileren
B
Niet roken
C
Gezond eten
D
Voldoende bewegen

Slide 16 - Quiz

Hoe wordt een allergie voor pollen ook wel genoemd?
(1.5 Gezonde luchtwegen)
A
Stofallergie
B
Astma
C
Bronchitis
D
Hooikoorts

Slide 17 - Quiz

Hoe verloopt de gaswisseling bij een amoebe?
(1.6 Ademhaling bij dieren)
A
Via het celmembraan
B
Via tracheeën
C
Via stigma's
D
Via luchtzakken

Slide 18 - Quiz

Noem twee verschillen tussen het ademhalingsstelsel van vogels en dat van zoogdieren
(1.6 Ademhaling bij dieren)

Slide 19 - Question ouverte

Voedingsstoffen kunnen verschillende functies hebben. Welke functie kan door elke voedingsstof vervuld worden?
(2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen)
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Reservestof
D
Beschermende stof

Slide 20 - Quiz

Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking. In welk soort voeding vind je voedingsvezel?
(2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen)
A
Vlees
B
Vette vis
C
Zuivelproducten
D
Groente en fruit

Slide 21 - Quiz

Welke functie voor de vertering heeft kauwen met het gebit?
(2.2 Het verteringsstelsel)
A
Je kunt het dan beter doorslikken
B
Het oppervlakte van het voedsel wordt vergroot
C
Je verslikt je dan minder snel
D
Je wordt minder snel dik

Slide 22 - Quiz

Welke van de volgende onderdelen van het lichaam is geen verteringsklier?
(2.2 Het verteringsstelsel)
A
Speekselklier
B
Maagsapklier
C
Lever
D
Galblaas

Slide 23 - Quiz

Welk deel van het verteringsstelsel heeft als functie: gal en alvleessap vermengen met de voedselbrij?
(2.3 De organen voor vertering)
A
Alvleesklier
B
Dikke darm
C
Dunne darm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 24 - Quiz

Welk deel van het verteringsstelsel heeft als functie: water onttrekken aan de brij van onverteerde voedselresten en water opnemen in het bloed?
(2.3 De organen voor vertering)
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Twaalfvingerige darm
D
Endeldarm

Slide 25 - Quiz

Katten zijn populaire huisdieren. Welke woorden beschrijven een kat het beste?
(2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren)
A
carnivoor, knobbelkiezen, lang verteringsstelsel
B
carnivoor, knipkiezen, kort verteringsstelsel
C
omnivoor, knipkiezen, lang verteringsstelsel
D
omnivoor, knobbelkiezen, kort verteringsstelsel

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive