2.1 'Industrie en samenleving' (2M)

Cijfers...
Welke cijfers krijgen jullie nog terug?
  • Presentatie 'isme'
  • Werkstuk slavernij

Toetsen de rest van het jaar?
  • Diagnostische toetsen
  • Misschien later 'echte toetsen', mondeling, opdracht, verslag??
NIEUW
2.1 'Industrie en samenleving'
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Cijfers...
Welke cijfers krijgen jullie nog terug?
  • Presentatie 'isme'
  • Werkstuk slavernij

Toetsen de rest van het jaar?
  • Diagnostische toetsen
  • Misschien later 'echte toetsen', mondeling, opdracht, verslag??
NIEUW
2.1 'Industrie en samenleving'

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Industriële Revolutie
1750-1900

  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal --> Industrie
  • Deze verandering noemen we de Industriële Revolutie.
  • Het ontstaan en de groei van fabrieken noemen we industrialisering









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 3 - Diapositive

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 4 - Diapositive

Engeland
rond 1700
  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Slide 5 - Diapositive

Schietspoel
1733
  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 6 - Diapositive

Spinning Jenny
1764
  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen.




Slide 7 - Diapositive

Cotton Gin
1793
  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
  • Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor"). 
  • Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...




Slide 8 - Diapositive

Stoommachine
rond 1764 

  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet.




Slide 9 - Diapositive

Veranderingen door 
de stoommachine 

  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water.







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 10 - Diapositive

Engeland
rond 1700
  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Industriële samenleving
Voor het eerst in de geschiedenis!
  • De meerderheid van de bevolking woont in steden en de minderheid van de bevolking woont op het platteland. 
  • De landbouw is niet meer het belangrijkste middel van bestaan. 
  • De meerderheid van de mensen werken in de industrie en de dienstensector

Slide 13 - Diapositive

Dienstensector
  • Als je in de industrie werkt dan maak je producten
  • Maar door de opkomst van fabrieken ontstonden er ook andere beroepen, die ook nodig waren.
  • Bijvoorbeeld in de transport
  • Andere beroepsgroepen die groeiden waren wetenschappers, docenten, advocaten, boekhouders, enzovoorts...




Slide 14 - Diapositive

Kapitalisme
  • Kapitaal = een groot geldbedrag.
  • Bij kapitalisme is het belangrijkste doel het maken van zo veel mogelijk winst
  • De fabriekseigenaren probeerden op allerlei manieren veel winst te maken. Bijvoorbeeld??
  • En de arbeiders??




Slide 15 - Diapositive

1835

Slide 16 - Diapositive

Nieuwe producten
Trein
Elektrisch licht
Kunstmest
Telefoon

Slide 17 - Diapositive

Arbeiders in actie
Om voor zichzelf op te komen, gingen arbeiders samenwerken. 
Ze richtten vakbonden op.

Slide 18 - Diapositive

Arbeiders in actie
  • Werkgever: zijn de bazen/ de mensen die mensen in dienst hebben
  • Zij proberen zoveel mogelijk winst te maken.

  • Werknemer: mensen die in loondienst werken
  • Zij krijgen lage lonen, dus gaan onderhandelen en staken

Slide 19 - Diapositive

Maken deze les
2.1 Industrie en samenleving

opdracht 4 t/m 7

werkboek blz. 27
infoboek blz. 20-21

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Begrippenlijst 2.1
Industrie: Produceren in fabrieken
Industriële samenleving: samenleving waar meer dan helft van de mensen in steden wonen en daar in de industrie werkten.
Industriële revolutie: snelle verandering in samenleving waar handarbeid vervangen werd door industrie
Ondernemer: iemand met een bedrijf
Sector: deel van de economie

Slide 22 - Diapositive

Begrippenlijst 2.1
Vakbond: organisatie van werknemers
Werkgever: Iemand die mensen voor zich laat werken
Werknemer: iemand die voor een baas werkt

Slide 23 - Diapositive

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 24 - Quiz

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 25 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 26 - Quiz

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 27 - Quiz

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 28 - Quiz

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 29 - Quiz

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 30 - Quiz

In welke sectoren begon de Industriële Revolutie?

A
Handel en nijverheid
B
Handel en landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 31 - Quiz

Welke uitspraak over de bron is juist? (blauw is landbouw/visserij, rood is industrie en handnijverheid en groen is dienstensector).
A
In 1850 werkten de meeste mensen in de industrie.
B
In 1850 werkten meer mensen in de dienstensector dan in 1900.
C
In 1900 werkten meer mensen in de dienstensector dan in 1850.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 32 - Quiz

Welke sector ontstaat door de komst van de industrialisatie?
A
landbouwsector
B
industriesector
C
informele sector
D
dienstensector

Slide 33 - Quiz

De groei van het aantal stadsbewoners noemen we:
A
suburbanisatie
B
verdorpeling
C
formele sector
D
verstedelijking

Slide 34 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 35 - Quiz