Thema 13 Vriendschap week 2

Woorden
Thema 13:  Vriendschap
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woorden
Thema 13:  Vriendschap

Slide 1 - Diapositive

komen
  • naar een plaats toegaan
  • ergens vandaan komen
  • komen en gaan
  • werkwoord
  • zin: Kom even bij de docent
  • zin:  Oke, ik kom er aan!
  • zin: Zij komt uit Marokko

Slide 2 - Diapositive

lachen
  • hahahahaha zeggen!
  • je vindt iets leuk
  • lachen > < huilen
  • werkwoord
  • zin: De jongen maakt een grapje. Het meisje lacht hard
  • zin: Ik lach hard om Mr. Bean.

Slide 3 - Diapositive

het land
  • waar je vandaan komt
  • Uit welk land kom je?
  • zin: Syrië en Nederland zijn landen.
  • zin: Den Helder is een stad in het land Nederland

Slide 4 - Diapositive

lang
  • groot
  • lang duren (tijd)
  • lang > < kort 
  • zin: De man  is 2.05 meter. Dat is lang!
  • zin:  Hij is 20 minuten op de wc. Dat duurt lang!

Slide 5 - Diapositive

leuk
  • grappig
  • prettig, fijn
  • zin: Zullen we zwemmen? Ja, leuk!
  • zin: Dat is een leuke docent.

Slide 6 - Diapositive

lief
  • aardig
  • schattig
  • lief, lieve
  • zin: Dat kleine hondje is lief.
  • zin: De lieve kinderen helpen mama.

Slide 7 - Diapositive

manier

  • hoe je iets kan doen
  • zin: Op welke manier leer jij nieuwe woorden?
  • zin: Ik kan op twee manieren naar school: met lopend of met de fiets

Slide 8 - Diapositive

moeilijk
  • moeilijk > < makkelijk
  • zin: Ik vind de toets moeilijk.
  • zin: Ik heb pijn aan mijn voet. Ik loop moeilijk.

Slide 9 - Diapositive

Kom even bij de docent.
De jongen maakt een grapje. Het meisje moet lachen.
Syrië en Nederland zijn landen.
Die jongen is 1.90 meter. Dat is lang!
Zullen we zwemmen? Ja, leuk!
Dat kleine hondje is lief.
Op welke manier leer jij nieuwe woorden?
Ik vind de toets moeilijk.

Slide 10 - Diapositive

nemen
  • pakken
  • gebruiken
  • werkwoord
  • zin: Ik heb dorst. Ik neem een kop koffie.
  • zin: Hij neemt de auto.

Slide 11 - Diapositive

niks
  • niets
  • zin: Heb jij suiker in de koffie? Nee, niks
  • zin: Wat zei jij? O, niks.

Slide 12 - Diapositive

oefenen
  • veel doen en dan kunnen
  • leren is oefenen!
  • werkwoord
  • zin: Ik lees een Nederlands boek. Zo oefen ik de taal.
  • zin: Ik kan niet goed fietsen. Ik moet oefenen.

Slide 13 - Diapositive

praten
  • zeggen, spreken
  • communiceren
  • werkwoord
  • zin: Ik praat Nederlands met de buurvrouw.
  • zin: De vrouwen praten met elkaar.

Slide 14 - Diapositive

het rekenen
  • werken met + - /  x
  • zin: Op school leren we taal en rekenen.
  • zin: 38 + 33 = .... 75??? Jij bent niet goed in het rekenen!

Slide 15 - Diapositive

samen
  • met andere mensen
  • zin: Het meisje en de jongen maken samen de opdracht.
  • zin: Ik ga samen met mijn vriend naar de winkel.

Slide 16 - Diapositive

shoppen
  • winkelen
  • werkwoord
  • zin: Ik vind het leuk om kleding te shoppen.
  • zin: Mr. Bean gaat shoppen in de winkel.

Slide 17 - Diapositive

sinds
  • vanaf
  • van vroeger tot nu
  • zin: Ik kom uit Syrië. Sinds november ben ik in Nederland.
  • zin: Sinds gisteren is mijn auto stuk. Ik ga vandaag met de trein.

Slide 18 - Diapositive

Ik heb dorst. Ik neem een kop koffie.
Heb jij suiker in de koffie? Nee, niks.
Ik lees een Nederlands boek. Zo oefen ik de taal.
Ik praat Nederlands met de buurvrouw.
Op school leren we taal en rekenen.
Het meisje en de jongen maken samen de opdracht.
Ik vind het leuk om kleding te shoppen.
Ik kom uit Syrië. Sinds november ben ik in Nederland.

Slide 19 - Diapositive

sommige
  • niet alle 
  • zin: Veel mensen hebben zwart haar. Sommige hebben bruin haar.
  • zin: Veel kinderen vinden school leuk. Sommige kinderen vinden school niet leuk.

Slide 20 - Diapositive

soms
  • niet altijd
  • zin: Ik vind rekenen moeilijk! Maar soms is het makkelijk.
  • zin: In mijn vrije tijd ga ik soms winkelen.

Slide 21 - Diapositive

het spel
  • iets leuks om te doen.
  • alleen of met andere mensen
  • zin: De kinderen spelen een spel.
  • zin: Op de computer speel ik het spel PUBG.

Slide 22 - Diapositive

thuis
  • in jouw huis
  • zin: Hoe laat ben je thuis?
  • zin: Huiswerk doe je thuis.
  • zin: Ik ben ziek. Ik blijf thuis.

Slide 23 - Diapositive

de taal
  • taal kun je lezen, luisteren, spreken en schrijven
  • zin: Op school leer ik de  Nederlandse taal.
  • zin: Welke taal spreken de gele Minions?

Slide 24 - Diapositive

de tijd
  • hoe laat het is
  • het moment
  • zin: Het is tijd om naar school te gaan.
  • zin: Vroeger was ik veel bij mijn oma. Dat was een mooie tijd.

Slide 25 - Diapositive

uitgaan
  • 1. naar een restaurant, café of  bioscoop gaan
  • werkwoord     
  • zin : Vanavond ga ik uit met een vriendin. We gaan iets drinken in het café.
  • zin: 

Slide 26 - Diapositive

de tv
  • de televisie
  • tv kijken
  • zin: Ik kijk graag youtube en tv.
  • zin: Mijn oma kijkt een film op tv.

Slide 27 - Diapositive

Veel mensen hebben zwart haar. Sommige hebben bruin haar.
Ik vind rekenen moeilijk! Maar soms is het makkelijk.
De kinderen spelen een spel.
Hoe laat ben je thuis?
Op school leer ik de Nederlandse taal.
Het is tijd om naar school te gaan.
Vanavond ga ik uit met een vriendin. We gaan iets drinken in het café.
Ik kijk graag youtube en tv.

Slide 28 - Diapositive