Spelling H3 - werkwoorden De verleden tijd van sterke werkwoorden
1 / 14
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is een
zwak werkwoord?
zwak werkwoord?
Slide 2 - Carte mentale
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hij
(schrijven) het antwoord stiekem in zijn hand.
(schrijven) het antwoord stiekem in zijn hand.
Slide 5 - Question ouverte
De deurknop
(blinken) als nooit tevoren.
(blinken) als nooit tevoren.
Slide 6 - Question ouverte
Het nieuwtje
(verspreiden) zich snel door de school.
(verspreiden) zich snel door de school.
Slide 7 - Question ouverte
Die familie
(verhuizen) bijna elk jaar.
(verhuizen) bijna elk jaar.
Slide 8 - Question ouverte
Het rotsblok
(vallen) op een geparkeerde auto.
(vallen) op een geparkeerde auto.
Slide 9 - Question ouverte
De leraar
(worden) boos omdat jij zo vaak
(lachen).
(worden) boos omdat jij zo vaak
(lachen).
Slide 10 - Question ouverte
Wij
(kopen) zoveel omdat hij daar altijd veel van
(eten).
(kopen) zoveel omdat hij daar altijd veel van
(eten).
Slide 11 - Question ouverte
De vuurkorf
(branden) uitstekend, maar onze kleren
(stinken) daarna wel erg naar brand.
(branden) uitstekend, maar onze kleren
(stinken) daarna wel erg naar brand.
Slide 12 - Question ouverte
Het
(bedroeven) ons zeer dat hij de wedstrijd
(afgelasten).
(bedroeven) ons zeer dat hij de wedstrijd
(afgelasten).
