Gram: ZN, LW en WW

Gram: ZN, LW en WW
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Gram: ZN, LW en WW

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

Je leert de woordsoorten zelfstandig naamwoord, werkwoord en lidwoord.

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen in je leesboek (15 min)
- Uitleg: grammatica woordsoorten (10 min)
- Zelfstandig werken (30 min)
- Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Lees in je leesboek
Groepje Levi, Thijs, Martin, Jaimie en Steijn: 15 minuten naar de mediatheek om een boek uit te zoeken.

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk en terugblik
Maak van Fictie H1 opdracht 2, 3, 4, 7 en 8 (Talent deel A)

Slide 5 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
Zinnen zijn opgebouwd uit losse woorden. Woorden met dezelfde kenmerken behoren tot dezelfde woordsoort. Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden zijn voorbeelden van woordsoorten. In totaal zijn er tien woordsoorten. 
Woorden benoemen heet taalkundig ontleden.

Slide 6 - Diapositive

Lidwoord
De, het en een zijn lidwoorden (lw).
Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord:
de film, het boek, een week.
Een is een onbepaald lidwoord. Je gebruikt het als het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort niet bekend is.
Neem je een boek voor me mee?
De en het zijn bepaalde lidwoorden. Je gebruikt ze als de zelfstandig naamwoorden die erbij horen bekend zijn.
Neem je het boek en de bon voor me mee?


Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden (zn) zijn mensen, dieren, planten, dingen en begrippen: leerling, inktvis, koekoeksbloem, kamer, idee.

- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten:
de leerling, een inktvis, het idee.
- Een zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten: leerlingen, kamers, koekoeksbloemen.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken:
kamertje, ideetje.
- Tot de zelfstandige naamwoorden behoren ook de eigennamen: Maastricht, Madurodam, Madagaskar, MVV, Mont Blanc, Moezel, Mozes, Madrid, Máxima.



Slide 8 - Diapositive

Wel of geen lidwoord?
'Een' en 'het' moeten wel bij een lidwoord horen om een lidwoord te zijn.

- Het regent met bakken uit de hemel.
- Een van jullie heeft gewonnen.

Slide 9 - Diapositive

Werkwoord
Een werkwoord (ww) drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit:
bellen, struikelen, zijn, sneeuwen.
Het hele werkwoord heet ook wel infinitief. Het eindigt op -(e)n.
Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet: hij belt, de kinderen werken;
- aan de tijd: ik werkte, ik moest werken, het heeft gesneeuwd.
Dit noem je vervoegen.

Slide 10 - Diapositive

Wat is de woordsoort voor de vetgedrukte woorden in de zin.

Meer dan de helft van de computergebruikers heeft zijn wachtwoord nog nooit veranderd.

Slide 11 - Diapositive

Het rijden op de rondweg van Parijs is geen pretje.

Slide 12 - Diapositive

Voorlezen vindt ze erg leuk om te doen.

Slide 13 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maak van Grammatica Woordsoorten H1: opdracht 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 10

Slide 14 - Diapositive