C1 U7 gramática

Unidad 7 Gramática

1. Wederkerende werkwoorden.
2. Onregelmatige wederkerende werkwoorden.
3. Onregelmatige werkwoorden.
3. Voorzetsels.

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unidad 7 Gramática

1. Wederkerende werkwoorden.
2. Onregelmatige wederkerende werkwoorden.
3. Onregelmatige werkwoorden.
3. Voorzetsels.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Wederkerende werkwoorden
Regelmatige ww, onregelmatige ww en werkwoorden met een klinkerwisseling kunnen wederkend zijn.

Van alle drie de variaties volgt een voorbeeld op de volgende slide:

Slide 4 - Diapositive

llamarse - heten
irse - weggaan
sentarse (ie) - gaan zitten
yo
me llamo
me voy
me siento
te llamas
te vas
te sientas
él/ella/usted
se llama
se va
se sienta
nosotros
nos llamamos
nos vamos
nos sentamos
vosotros
os llamáis
os vais
os sentáis
ellos/ellas/ustedes
se llaman
se van
se sientan

Slide 5 - Diapositive

Tú.....(llamarse)

Slide 6 - Question ouverte

Nosotros.....(irse)

Slide 7 - Question ouverte

Ellos.....(sentarse) e-ie

Slide 8 - Question ouverte

Betekenis
In het Spaans kunnen 'normale' werkwoorden ook wederkerend worden. Vaak verandert de volledige betekenis van het ww!
Voorbeelden:
1a. llamo - ik roep / ik bel (llamar)
1b. me llamo - ik heet (llamarse)
2a. pongo - ik plaats (poner)
2b. me pongo - ik word / ik trek aan (ponerse)

Slide 9 - Diapositive

Nieuwe onregelmatige ww / ww met klinkerwisseling
salir - uitgaan/vertrekken
volver (o-ue)- terugkomen
yo
salgo
vuelvo
sales
vuelves
él/ella/usted
sale
vuelve
nosotros
salimos
volvemos
vosotros
salís
volvéis
ellos/ellas/ustedes
salen
vuelven

Slide 10 - Diapositive

Voorzetsels 
In het Spaans gebruiken we veel voorzetsels. 
Veel werkwoorden hebben een 'vast' voorzetsel:
- ir + a (ir + en + transportmiddel)
- llegar + a
- volver + a

Let op: a + el = al / de + el = del


SP
NL
a
aan/naar/om
de
van
en
in/op
con
met
para
voor
por
via

Slide 11 - Diapositive

Voorzetsels
a -------- tijd ( a las ocho, a las nueve)
                    vast voorz. van veel w.w.: ir a/ volver a/ llegar a/jugar a
                    a+ meer vwp. personen
                    a+  lv. personen

Slide 12 - Diapositive

Voorzetsels
para------  voor  ( para mañana= voor morgen)
para+infinitief-------- om te  ( para comer= om te eten)

por---------- 's ochtend (por la mañana)
                           's middag ( por la tarde)
                           's avond ( por la noche)
OJO: de la mañana / la tarde / la noche (+ tijdstip)

Slide 13 - Diapositive

Voorzetsels
Combinaties:
Salir de --------------------- " Salgo de casa"
Volver a ---------------------- " Vuelvo a casa a las ocho" 
Ir a / en---------------------------" Voy a la biblioteca en bici"
Jugar a------------------------ " Juego al fútbol"
Jugar en -----------------------  " Juegan en el parque"
Jugar con ______________________ "Juego con mis amigos"
Llamar a ------------------------ " Llamo a mis amigos"

Slide 14 - Diapositive