Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
HDST 6 Nederland na 1945
Slide 1 - Diapositive
Lees de orientatie op blz 118
De tijd van televisie en computer.
1950- tot nu
Wat moet je weten uit de voorgaande hoofdstukken?
Slide 2 - Diapositive
Weet je het nog?.......communisme
Slide 3 - Carte mentale
Kenmerken communisme
Gelijkheid van mensen
De staat zorgt ervoor dat iedereen werk heeft
Iedereen krijgt evenveel loon
De rol van de overheid is groot
Er is een planeconomie, de staat bepaalt wat, hoeveel en tegen welke prijs geproduceerd wordt
De productiemiddelen zijn van iedereen
Slide 4 - Diapositive
Weet je het nog?....kapitalisme
Slide 5 - Carte mentale
KAPITALISME
= economisch systeem waarbij grond, grondstoffen en fabrieken eigendom zijn van VRIJE ondermemers + Democratie en vrijheid zijn belangrijk
Slide 6 - Diapositive
Par 6.2 Koude Oorlog in Nederland
lesdoel= Welke gevolgen had de Koude oorlog in Nederland? LEES PAR 6.2
Slide 7 - Diapositive
Na WOII begon NL met het herstellen van de oorlogsschade=
De Wederopbouw
Slide 8 - Diapositive
Waarom?
De schade in Nederland was groot: er was veel kapot en geplunderd in WOII
In de crisisjaren ’30 waren hadden mensen hun vertrouwen verloren in de democratie (en gekozen voor communisme en fascisme)
Het uitgangspunt was : "Nooit meer armoede!"
Slide 9 - Diapositive
Puinruimen en vooruitkijken
Situatie in Nederland (1945-1955):
Toename geboren kinderen -> babyboom (kinderen krijgen uitgesteld WO II)
Huizen liggen in puin -> woningnood (jonge gezinnen wonen in bij ouders)
Fabrieken en wegen ook -> heropbouw industrie krijgt voorrang op woningen
"de schouders eronder en niet zeuren". Mensen waren bereid hard te werken tegen weinig geld. Dit om de Export te stimuleren.
De schade na het bombardement van Rotterdam in mei 1940 was groot, maar tijdens de vijf jaren van de Duitse Bezetting was er nog niet veel gedaan om de stad op te bouwen.
De Wederopbouw (1945-1960)
Slide 10 - Diapositive
Vanuit het buitenland
Marshallplan: geld en goederen vanuit de VS. Hierdoor gaat de economie langzaam weer groeien.
Samenwerking in Europa (EGKS: 1958, voorloper van de Europese Unie).
Slide 11 - Diapositive
Het Marshallplan had verschillende doelen.
Welk doel is hier uitgebeeld?
Slide 12 - Diapositive
Twee machtsblokken
Vanaf 1945 waren er twee machtsblokken in de wereld:
het kapitalistische Westblok (de Verenigde Staten en de bondgenoten in West- en Zuid-Europa), en het communistische Oostblok (de Sovjet-Unie en de bondgenoten in Oost-Europa).
Beide machtsblokken probeerden hun invloedssfeer steeds verder uit te breiden.
Slide 13 - Diapositive
Communisme en kapitalisme
Het wantrouwen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie leidde al snel tot de Koude Oorlog (1945-1989):
Een oorlog met een enorme wapenwedloop en dreiging maar geen rechtstreekse gevechten. Er was 45 jaar lang nauwelijks contact tussen Oost en West Europa.
Slide 14 - Diapositive
Allereerst kregen de VS en de SU onenigheid over wat er met Du moest gebeuren.
Duitsland werd daarom tijdelijk in bezettingszones verdeeld.
Berlijn werd ook verdeeld.
Duitsland
Berlijn
Slide 15 - Diapositive
Door de Koude oorlog ontstond er een wapenwedloop (strijd tussen VS en SU om zoveel mogelijk wapens te bezitten)
Slide 16 - Diapositive
Om zich tijdens de KO te beschermen werden er militaire bondgenootschappen opgericht.
- De NAVO
(olv VS)
- Het Warschaupact
(olv SU)
Slide 17 - Diapositive
Op deze manier ontstond er een scheiding tussen oost- en west Europa.
Slide 18 - Diapositive
timer
5:00
Welke begrippen passen bij de volgende afbeeldingen (1 t/m 5)
Slide 19 - Diapositive
1
Slide 20 - Diapositive
2
Slide 21 - Diapositive
3
Slide 22 - Diapositive
4
Slide 23 - Diapositive
5
Slide 24 - Diapositive
Antwoorden
1. Wapenwedloop
2. Marshallplan
3. Navo
4. Koude oorlog
5. de Wederopbouw (mbv het Marshallplan)
Ter herhaling alles nog even in een filmpje.....
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Aan het werk
Bekijk de ontdekkingsplaat van par 6.2
Maak de opdrachten in Memo 6.2 (3 t/m 10)
Maak een samenvatting, doe de test jezelf, flitskaarten etc
Als je de paragraaf kent ga je door naar de controlevragen.....
timer
15:00
Slide 27 - Diapositive
Verenigde Staten
Sovjet Unie
West-Duitsland
Oost-Duitsland
DDR
BDR
Communistisch
Kapitalistisch
Slide 28 - Question de remorquage
Wat betekent het begrip de Koude Oorlog? Kies de beste omschrijving...
A
Oorlog tussen de VS en de SU.
B
Periode van tegenstelling tussen Oostblok en Westblok.
C
Periode van dreiging waarbij het niet tot een direct conflict is gekomen.
D
Oorlog tussen de NAVO en het Warschaupact
Slide 29 - Quiz
Wat is de grootste angst tijdens de Koude Oorlog in Nederland?
A
dat de atoombom valt
B
Dat er een wereldoorlog ontstaat, waarin wij deelnemen.
C
dat Amerika en de Sovjetunie in oorlog komen
D
Dat we worden ingenomen door de Sovjetunie
Slide 30 - Quiz
Wat is geen oorzaak voor het ontstaan van de Koude Oorlog?
A
Angst voor de andere grootmacht
B
De verdeling van Duitsland.
C
Wegvallen van een gemeenschappelijke vijand
D
De politieke beslissingen in Amerika
Slide 31 - Quiz
Wat was voor de VS geen reden om Marshallhulp te bieden?
A
De Verenigde Staten wilden zo voorkomen dat West- Europa communistisch werd.
B
De Nederlandse regering zou anders economische hulp vragen aan de Sovjet-Unie.
C
De landen die hulp kregen, werden bondgenoten.
D
Met een welvarend Europa konden de Verenigde Staten beter handelen.
Slide 32 - Quiz
Waarom liggen deze kinderen onder een auto?
Slide 33 - Question ouverte
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde
Nederland krijgt financiele steun vanuit Amerika
Duitsland wordt in 2 delen gesplitst
De NAVO wordt opgericht
Er ontstaat ruzie tussen VS en SU, begin van de Koude Oorlog
Slide 34 - Question de remorquage
Wat is een wapenwedloop
A
Een weddenschap over wie de beste wapens heeft
B
Een één op één gevecht met wapens
C
Strijd tussen partijen om wie de meeste en krachtigste wapens heeft
D
Strijd tussen landen om wie de meeste en krachtigste wapens heeft
Slide 35 - Quiz
Laatste vraag...... Bij welk antwoorden staan alleen maar woorden die over 'Het Oostblok' gaan (en dus NIET over Het Westen)?